Pluis of niet pluis?

PLUIS OF NIET PLUIS?

Het kind viel uit zijn bed, midden
in de nacht viel het op de grond
en sliep verder.
O soldaten, soldaten,
Trek daar lering uit.

Wat denk je: is dit pluis of niet pluis?

Vijf regels, vijfentwintig woorden. Ongeacht of het zich thuis of op het werk voordoet, plots sta je daar voor een situatie die een beroep doet op jouw gevoel van pluis of niet pluis. Wetenschap weet hiermee geen goed raad. In de geneeskunde wordt dit ogenschijnlijk ongrijpbare gevoel weggemoffeld. Het medisch-wetenschappelijk fundament dwingt immers beroepsbeoefenaars tot logisch denken. Zeker wanneer van richtlijnen wordt afgeweken moet dit stevig worden onderbouwd met argumenten. Jouw gevoel dat iets pluis of niet pluis was zal geen tuchtcollege overtuigen.

Het titelloze gedicht is geschreven door de Israëlische dichter Yehuda Amichai (1924-2000). Zijn poëzie is op een enkel gedicht na uit het Hebreeuws in het Nederlands vertaald door Tamir Herzberg. Slechts één van zijn twaalf bundels verscheen in het Nederlands: Een grote rust: vragen en antwoorden (1988). Ook het bovenstaande korte gedicht komt hieruit. Amichai was zeven keer te gast op het Poetry International Festival in Rotterdam. Op de site hiervan staan niet alleen acht van zijn gedichten in het Hebreeuws met hun Nederlandse vertaling, maar kan men ook deze door de dichter zelf voorgedragen gedichten horen.

De poëzie van Yehuda Amichai is heel toegankelijk. Zijn taalgebruik is niet hoogdravend en neigt soms zelfs naar spreektaal. Dat geldt ook voor de onderwerpen: de ideologische toon in poëzie van zijn voorgangers is nagenoeg verdwenen. Het accent is verschoven van het samen voor iets opkomen – de gezamenlijke strijd voor een hoger belang dat het individuele belang overstijgt – naar het perspectief van een individu als startpunt.

Typerend is een gedicht dat met een simpele constatering begint: ‘De diameter van de bom was dertig centimeter.’ Maar via de kring van familie en de nog wijdere kring van vrienden en kennissen leidt het verdriet over de ‘vier doden en elf gewonden’ binnen de straal van het ‘effectief bereik (van) ongeveer zeven meter’ tot ‘de zetel van God / en daar voorbij (…)’.

In het korte gedicht ‘Mijn vader’ brengt Amichai een eerbetoon aan zijn vader en in ‘Ogen’ gaat het over (de zorgen voor) zijn kinderen.

Een kind dat uit zijn bed valt hoeft op zich geen reden tot ongerustheid te zijn. Het is één van mijn eerste jeugdherinneringen en overkwam ook mijn kinderen, toen zij voor het eerst in een ‘groot bed’ zonder spijlen mochten slapen. Overigens mag een wonder heten dat wij in onze slaap nooit uit ons bed rollen. Tot zover overheerst dus nog het pluisgevoel. Maar dan komt het: het kind sliep verder. Misschien kán het maar ik heb het nooit meegemaakt. Mijn kinderen schoten direct wakker, begonnen te huilen en brachten de rest van de nacht bij ons in bed door. Het pluisgevoel verdwijnt. Hierna krijgt het gedicht een onverwachte wending: ‘O soldaten, soldaten, / trek daar lering uit.’ Waarom staat hier niet ‘O ouders, ouders, / trek daar lering uit.’?

Yehuda Amichai werd in Duitsland geboren maar emigreerde in 1935 naar Palestina. Hij diende zowel in het Britse als – later – Israëlische leger. In zijn poëzie grijpt hij regelmatig terug op zijn ervaringen als soldaat; dan kun je je niet veroorloven om jouw ogen te sluiten voor een gevoel van pluis of niet pluis. Hoe graag menigeen onrechtvaardig gedrag dat anderen overkomt ook de rug toekeert (terwijl iedereen aanvoelt dat dit niet pluis is), lukt dit een enkeling (die dat wél aanvoelt) niet: ‘Van drie of vier in een kamer / staat er altijd wel één bij het raam, / gedwongen het onrecht te zien (…)’; hij ziet ‘hoe mensen die heel zijn vertrokken ’s avonds als kleingeld worden thuisgebracht’.

Welke les moeten de soldaten trekken uit de eerste drie regels van het gedicht? Dat het doorgaans helemaal níet normaal is dat een kind na een val uit zijn bed midden in de nacht verder slaapt. Dan begint de twijfel te knagen. Slaapt het kind überhaupt? Of is het misschien dood? Wie weet gaat dit gedicht helemaal niet over een peuter die voor het eerst in een ‘groot bed’ slaapt maar om een ouder kind, dat uit zijn bed valt. En dán gaat het rode waarschuwingslampje knipperen. Dít is zeker niet pluis. Wat is er gebeurd? Zou het kunnen dat er een bom is gevallen en dat dit kind het zoveelste onschuldige oorlogsslachtoffer is?

Delen