Posttraumatische groei

Niet per definitie PTSS na schokkende ervaringen

COVID-19 zorgt voor torenhoge druk op zorgprofessionals. Een groot deel van hen, ook in de niet-COVID-zorg, doet in het werk een overdosis aan schokkende ervaringen op. Machteloos tegenover een virus dat nog zo onbekend is, dat ook enorme inzet ertegen niet leidt tot uitschakeling ervan. Dé ingrediënten voor posttraumatische stress en burn-out onder professionals in de zorg, klinkt overal. Maar het ligt genuanceerder. “Laten we het vooral ook over weerbaarheid, veerkracht en groei hebben”, zeggen hoogleraar psychiatrie & neuropsychologie Bart Rutten en psychiater Remke van Staveren. 

Tekst: Marjan Enzlin Beeld: Tamar Smit

“Niemand zal en kan ontkennen dat veel zorgprofessionals op dit moment en in deze uitzonderlijke situatie blootstaan aan een overdosis stressfactoren”, zegt psychiater Remke van Staveren. “Ze werken extreem hard, maken vaak extra veel uren, knokken tegen een onvoorspelbare ‘vijand’, zien het relatief vaak slecht aflopen met hun patiënten én maken zich daarnaast terecht zorgen over de eigen gezondheid en die van hun dierbaren.”

Het is heel veel om te verhapstukken en dus is het logisch dat nu al door velen wordt voorspeld dat er een golf van burn-outs en posttraumatische stressstoornissen (PTSS) aanstaande is. Van Staveren: “Ongetwijfeld gaan we straks de gevolgen van dit alles terugzien in zorgprofessionals met psychische problemen, maar ik ben daarover minder somber dan veel anderen. En ik denk dat het belangrijk is dat we dat geluid óók laten horen, want er zijn ook andere factoren die onlosmakelijk verbonden zijn met zo’n uitzonderlijke situatie en die kunnen beschermen. Zeker als we nu al helpende, simpele adviezen geven en naleven.”

Eén van die adviezen is volgens van Staveren dat we de focus op mogelijk psychisch lijden straks, nú verleggen naar wat er ook is, namelijk saamhorigheid, zingeving, weerbaarheid en veerkracht. “Als we met zijn allen gaan roepen dat onze collega’s straks en masse onderuitgaan, schuilt daarin het gevaar dat we dan via selffulfilling prophecy inderdaad zo’n scenario over de zorg afroepen. We mogen de veerkracht van individuen niet onderschatten.”

Van Staveren pleit er niet voor om collectief de kop in het zand te steken, maar komt wel met een aantal verfrissende feiten, waarop de aandacht – zeker in tijden van crisis – menselijkerwijs niet is gericht. Bewust is hier voor het woord ‘feiten’ gekozen, want wat Van Staveren zegt, wordt ondersteund door onderzoeksresultaten uit onderzoek naar het fenomeen posttraumatische groei (kortweg PTG).

Positieve effecten

“Een onderzoek dat voor velen tot de verbeelding spreekt en dat ik daarom graag noem, is het onderzoek dat werd gedaan onder de overlevenden van de ramp met de veerboot Herald of Free Enterprise in 1989 voor de kust bij Zeebrugge”, vertelt Van Staveren. De onderzoekers startten in 1993 een studie naar de effecten van de ramp op de levens van de overlevenden. Zoals verwacht, scoorde een aanzienlijk deel van hen hoog op de PTSS-schaal. Niet bijzonder na zo’n ramp en vooral niet als de onderzoeksvragen zich richten op negatieve effecten.

Dat laatste bedacht ook een van de onderzoekers, waarna vragen werden toegevoegd die gericht waren op positieve effecten. Overlevenden kregen vanaf dat moment ook stellingen voorgelegd als: ‘Ik kan beter relativeren’, ‘Ik maak me minder zorgen om onbelangrijke zaken’, ‘Ik sta toleranter in het leven’, ‘Ik neem niks in het leven meer aan als vanzelfsprekend’ en ‘Ik geniet meer van kleine dingen’. Wat bleek? Bij een relevant deel van de overlevenden had zich geen posttraumatische stress ontwikkeld, maar juist posttraumatische groei. Een fenomeen waarover nog niet veel bekend is, maar dat mij wel enorm intrigeert.”

Veerkracht en posttraumatische groei zijn ook fenomenen die hoogleraar psychiatrie & neuropsychologie Bart Rutten (Maastricht University) bezighouden. “Er zijn uiteraard behoorlijk wat verschillende factoren die meespelen bij het ontstaan van PTSS dan wel PTG”, zegt hij. “Behalve zaken als een stabiel thuisfront en goede (professionele) opvang, spelen ook ervaringen uit het verleden mee, net als (aangeleerde) copingstrategieën en ook genetische factoren.”

In die laatste categorie richt Rutten zijn onderzoek op de epigenetica. Daarin worden omkeerbare erfelijke veranderingen in de genfunctie bestudeerd. “Laat ik volstaan met te zeggen dat zulk onderzoek suggereert dat schokkende ervaringen zelfs op DNA-niveau kunnen zorgen voor meetbare veranderingen. Niet alleen veranderingen wanneer mensen symptomen van PTSS ontwikkelen, maar ook meetbare veranderingen bij mensen die ondanks blootstelling goed blijven functioneren. Dat laatste is nog niet uitgebreid bekend, waarschijnlijk vooral doordat de medische wetenschap voornamelijk is gericht op pathologie. Logisch, maar jammer, want juist het gegeven dat er ook positieve veranderingen kunnen plaatsvinden is zeer interessant. Zeker in een wereld die is ontwricht door zoiets angstaanjagends als een onvoorspelbaar virus.”

Bart Rutten: ‘Juist het gegeven dat dat er ook positieve veranderingen kunnen plaatsvinden is zeer interessant’

Weerbaarheid en veerkracht zijn kerncomponenten als het gaat om het traceren van de effecten van schokkende ervaringen op het individu, schetst Rutten. Weerbaarheid staat voor de mate waarin een persoon zich door de impact van schokkende gebeurtenissen uit het lood geslagen voelt. Veerkracht is het vermogen om terug te veren nadat iemand zich door een schokkende situatie of gebeurtenis uit het lood geslagen voelt en ook de snelheid waarmee men terugveert naar hoe het was voor het trauma. “Weerbaarheid en veerkracht zijn dus niet hetzelfde als het gewoon ontbreken van kwetsbaarheid”, stelt Rutten. “En, heel belangrijk om te onthouden in de huidige periode: het is volstrekt normaal om met angst, verdriet, boosheid, machteloosheid en tijdelijke instabiliteit te reageren op de schokkende gebeurtenissen. Als dat gebeurt, spreken we dus niet direct van PTSS.”

Geen burnout, wel PTSS?

Ook Van Staveren – die zich als psychiater al lange tijd hard maakt voor het gebruik van de ‘beschrijvende diagnose’ in plaats van de classificaties uit de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) − benadrukt dat het stellen van snelle DSM-classificaties zo veel mogelijk vermeden moet worden. Zeker als het gaat om de (verwachte) effecten van de huidige situatie op het psychisch welzijn van zorgprofessionals straks. “Natuurlijk moeten we straks goed voor de collega’s zorgen die psychische klachten ontwikkelen, maar laten we er vooral niet direct een etiketje op plakken”, zegt ze.

Remke van Staveren: ‘Zorgprofessionals die nu volop aan het werk zijn in de COVID-zorg zijn allesbehalve zinloos bezig’

“Daar komt bij dat ik dus niet zo pessimistisch ben. Ik verwacht bijvoorbeeld geen grote toename van het aantal burn-outs in die groep. Opgebrand raken mensen vooral als ze, naar hun eigen idee, langdurig zinloos bezig zijn. De zorgprofessionals die nu volop aan het werk zijn in de COVID-zorg zijn allesbehalve zinloos bezig. Sterker nog: ze doen werk waarvoor ze ooit vanuit hun hart gekozen hebben, ze zijn heel hard nodig én ze worden door de hele wereld op handen gedragen. Misschien is deze zorg verlenen wel het allerbelangrijkste wat ze ooit in hun werkzame leven zullen doen. Daarnaast is er saamhorigheid in de teams en men zet samen de schouders eronder. Allemaal factoren die beschermen tegen burn-out. Deze zorgprofessionals zullen ongekend moe worden ja, maar hun kans op burn-out lijkt mij niet collectief verhoogd.”

Voor PTSS ligt het anders, vermoedt Van Staveren. “Ik verwacht wel meer PTSS onder zorgprofessionals die nu in de COVID-zorg werken. Ze zien over een langere periode een concentratie van extreem veel ellende en dat is potentieel bedreigend voor de stabiliteit van de psyche. Vooral het feit dat al hun inspanningen die ellende niet kunnen voorkomen, vormt een risico voor het ontwikkelen van posttraumatische stress, hetgeen niet per definitie hoeft te leiden tot de stoornis. En ik heb goed nieuws: er zijn tal van praktische technieken, methodes en interventies die kunnen bijdragen aan preventie.”

Mentale weerbaarheid

Ook Rutten, die ook wel behoorlijk wat mentale en mogelijk lichamelijke klachten bij zorgprofessionals verwacht, spreekt over helpende en beschermde fenomenen, die concrete en praktische handvatten bieden terwijl men zich nog in de moeilijke situatie bevindt. Al benadrukken Rutten en Van Staveren dat het uiteraard sterk van het individu afhankelijk is of en in welke mate zich psychische klachten zullen ontwikkelen.

Rutten: “Dat is bijvoorbeeld ook afhankelijk van de ervaring die iemand heeft met (zeer) moeilijke casuïstiek. Zo hebben artsen in opleiding en verpleegkundigen in opleiding waarschijnlijk een verhoogd risico op klachten en verdienen zij nu extra aandacht. Daarnaast verwacht ik ook een verhoogd risico bij zorgprofessionals die vanwege de crisis binnen korte termijn heel andere (dan hun reguliere) werkzaamheden moeten oppakken. Het is belangrijk dat iedereen kan afschakelen, dat men waardering naar elkaar uitspreekt en dat er zelfstandig dan wel met collega’s gereflecteerd wordt op de situatie en de eigen emoties daarbij. Ik verwacht dat zorgprofessionals die hun taken niet kunnen uitvoeren zoals ze dat zouden willen en van zichzelf verwachten, ernstige stress ervaren, zeker wanneer de kwaliteit van de patiëntenzorg daaronder lijdt. Zij lopen daardoor een verhoogd risico op het ontwikkelen van klachten. Voor professionals die bij hun eigen waarden kunnen blijven en ernaar kunnen handelen, zal dat risico beduidend kleiner zijn. Het is belangrijk dat werkgevers zich dat realiseren en er zo veel mogelijk op anticiperen en naar handelen.”

Rutten, die eerder onder meer onderzoek deed naar de mentale weerbaarbaarheid van naar Afghanistan uitgezonden soldaten, noemt grofweg vier patronen als reactie op het meemaken van (soortgelijke) heftige gebeurtenissen: het niet ontwikkelen van klachten, het ontwikkelen van ernstige klachten die blijven bestaan, het ontwikkelen van matige klachten die wel of niet voortduren, én het ontwikkelen van groei na de crisisperiode. 

“Dat is dus de andere kant van hetzelfde verhaal”, zegt Van Staveren. “Ik diep er de verwachting uit op dat zorgprofessionals straks niet massaal zullen omvallen. Het is belangrijk om dat te vertellen nu we nog midden in deze rare crisis zitten. En verder is het vooral belangrijk dat zorgprofessionals niet alleen goed voor hun patiënten zorgen, maar vooral ook voor zichzelf en voor elkaar. Compassie én zelfcompassie.”

Adviezen

Er zijn tal van relatief gemakkelijk uitvoerbare technieken en interventies die de mentale conditie op peil helpen houden. Overal ontstaan ook initiatieven gericht op zorgprofessionals. Zo verzorgden specialisten van het ministerie van Defensie onlangs een webinar waarin zij hun ervaring met (dreigende) posttraumatische stress en het voorkomen dan wel het bestrijden ervan deelden met zorgverleners. Universiteiten maakten onderzoeksresultaten met betrekking tot bijvoorbeeld peer support toegankelijk voor de zorg en ook VvAA voegde onlangs op de website aan het COVID-19-dossier een platform toe onder de titel: Zorg voor mentale veerkracht. Daar brengt VvAA initiatieven in kaart en zorgprofessionals bij elkaar. Ze vinden er de weg naar collegiale en professionele hulp en lezen er ervaringsverhalen van collega’s. Daarnaast biedt de pagina praktische tips om mentaal fit te blijven, zie daarvoor: vvaa.nl/veerkracht.

Ook Rutten en Van Staveren geven alvast wat op onderzoek gestoelde handvatten. Naast het algemene advies om steeds goed voor uzelf en collega’s te blijven zorgen en tijdens en na het werk ook prettige afleiding te zoeken, noemen zij de volgende helpende, deels preventieve maatregelen (voor werkgevers en/of zorgprofessionals zelf):

  • Zorg (naar behoefte) voor iemand die compassievol luistert (biedt werknemers bijvoorbeeld voor ze naar huis gaan de mogelijkheid om informeel koffie te drinken met iemand die naar ze luistert).
  • Normaliseer heftige emotionele reacties, label die niet als pathologisch (het is logisch dat iemand zich onder deze om-   standigheden boos of verdrietig voelt).
  • Bouw of help bouwen aan actieve coping, zoals ervaringen delen.
  • Versterk positieve emoties en reflectief vermogen bijvoorbeeld via Acceptance & Commitment Therapy (ACT), waarbij de zorgprofessional datgene accepteert waar geencontrole over is en zich committeert aan alles waarin hij of zij wel een rol van betekenis kan hebben.
  • Maak gebruik van en versterk zo nodig uw/het netwerk.
  • Geef een nieuwe/andere betekenis aan de schokkende ervaring (bijvoorbeeld: wij doen samen zinvol werk).
  • Luister naar muziek.

Delen