Pound foolish

Twee dingen stonden meteen op voorhand vast toen Theresa May de verkiezingen uitschreef waarvoor de Britten vandaag naar stembus gaan. Ten eerste: dat ze die verkiezingen met grote overmacht zou gaan winnen, en haar nu nog kleine Conservatieve meerderheid in het Lagerhuis fors zou vergroten. En ten tweede: dat de inzet van die verkiezingen vooral zij zélf zou zijn, als enige die voor het ‘sterke leiderschap’ kan zorgen dat het Verenigd Koninkrijk zo hard nodig heeft bij het tot een goed einde brengen van Brexit. Verkiezingen dus die zouden gaan om over personen, en niet of nauwelijks over issues op het vlak van ‘inhoud’ – hierbij inbegrepen de zorg.

Dat het nu toch nog spannend lijkt te worden, door een door niemand voorspelde opmars die de Labour Party afgelopen weken in de peilingen maakte, komt niet door de aanslagen in Manchester en Londen. Labours opmars was ook daarvóór al aan de gang, en lijkt de prijs te zijn die Theresa May moet gaan betalen voor haar hautaine weigering tot deelname aan welke vorm van inhoudelijk beleidsdebat ook – ‘Stem op mij, dan komt alles goed.’ En een deel van deze onverwachte wending heeft ook wel degelijk te maken met de zorg.

Dat het toch nog spannend lijkt te worden, heeft wel degelijk ook te maken met de zorg

Eén omslagpunt was May’s gestuntel rond de langdurige zorg voor ouderen. Die zou, liet zij in een onbewaakt moment doorschemeren, veel meer dan nu het geval is moeten worden betaald uit het persoonlijke vermogen van cliënten en patiënten; en dan vooral uit de waarde van de eigen woning. Dit viel niet alleen heel slecht bij haar eigen Conservatieve achterban, het meer welgestelde deel der Britse natie immers, maar wel degelijk ook daarbuiten. Want als er iets is dat alle Britten verenigt, rijk of arm, en links of rechts, dan is het wel dit. Goeie zorg is vreselijk belangrijk – maar één ding willen we natuurlijk niet, en dat is: daar echt serieus voor betálen.

Een grote misser dus van premier May, dat ideetje over de langdurige zorg; en ook nadat zij dit weer pijlsnel had laten vallen, was blijvend politiek kwaad geschied. En minstens zo schadelijk voor May: intussen was de Labour Partij met een programma voor de dag gekomen dat veel gematigder is dan op grond van de oud-linkse denkbeelden van politiek leider Jeremy Corbyn had kunnen worden verwacht. Links zijn de plannen van Labour nog steeds, maar niet meer zó links dat ze moeiteloos kunnen worden weggezet als luchtfietserij.

En ook dat laatste is een tegenvaller voor de Conservative Party, en voor Theresa May, die nu ineens te maken hebben met een oppositie op inhoud die níet zo maar valt weg te ridiculiseren. En die, als we de peilingen mogen geloven, vooral onder jongeren heeft geleid tot een opleving van steun voor Jeremy Corbyn. Inclusief steun voor diens belofte van meer geld voor beleidsprogramma’s voor collectieve voorzieningen; en dus ook meer geld voor die Britse collectieve voorziening nummer één, ofwel de National Health Service (NHS).

Dat Corbyn en Labour vandaag gaan winnen, en een meerderheid in het Lagerhuis veroveren, is nog steeds de minst waarschijnlijke uitkomst. Reëler lijkt de kans op een blijvend kleine, of zelfs nog wat kleiner geworden, Conservatieve meerderheid. (Wat voor Theresa May óók al een zware vernedering zou zijn.) En dan is er nog de kans op een ‘hung Parliament’, waarin geen enkele partij een meerderheid heeft. Het kan dus nog alle kanten uit, ook al door de tot op het laatst onvoorspelbare effecten van een bizar districten-kiesstelsel dat kleine verschillen in (landelijke) stemmenpercentages kán vertalen in grote verschillen in aantallen behaalde zetels.

Maar hoe de uitslag ook zal zijn, één ding staat ook nu al helemaal vast. De tekortkomingen van de NHS, en van de Britse zorg in het algemeen, zullen er niet door worden opgelost. Gewoon vanwege een blijvend gebrek aan geld.

In een land als de Verenigde Staten, maar ook bij ons in Nederland, is ‘meer geld’ al lang niet meer de primaire strategie waarmee je de zorg (nog) beter kunt maken. Als de nationale zorguitgaven al ruimschoots uitkomen boven 10 procent van het bruto nationaal product (bnp), telt vóór alles de vraag hoe goed of slecht al dat geld precies wordt besteed. De vraag dus naar uitkomsten en kwaliteit.

7,3 procent van het BNP voor de zorg is simpelweg niet genoeg

Ook de Britten mogen zich die vraag natuurlijk stellen, want die is in élke context relevant. Maar in hun geval komt hier nog een minstens zo urgente kwestie bij, en is de hoogte van de zorgbestedingen als zodánig ook een knelpunt van de allereerste orde. Die bestedingen bedragen op dit moment 7,3 procent van het Britse bnp. En in een rijke, ontwikkelde samenleving, met een vergrijzende bevolking en een groeiende vraag naar nieuwe en dure varianten van cure en care, is dat simpelweg niet genoeg.

Elke dag opnieuw blijkt in Britse media dat de NHS te weinig kwantiteit kan bieden. Met verhalen over overvolle praktijken, wachtkamers en SEH’s. Over wachttijden voor behandeling, ook voor bijvoorbeeld kankerpatiënten, die in Nederland nooit geaccepteerd zouden worden. Over schrijnende tekorten aan zorgpersoneel. Over het niet vergoeden van geneesmiddelen.

En geen van de Britse politieke partijen die er echt toe doen, ook niet de Labour Party van Jeremy Corbyn, gaat vandaag de verkiezingen in met onderbouwde financiële plannen die zelfs maar een begin maken met het structureel verhogen van de nationale zorgbestedingen als percentage van het bnp. Of dit nou aan het leiderschap van die partijen zelf ligt, of aan de kortzichtigheid van een kiezers-achterban die je niet in hun portemonnee moet komen – dat doet er eigenlijk niet eens zo veel toe. Beide factoren zullen een rol spelen, en zijn twee kanten van één en dezelfde medaille: van onverbeterlijk Brits wensdenken.

Hoe sterk dat wensdenken en die nationale kortzichtigheid zijn, zagen we al aan de Brexit, waarmee een complete natie zichzelf opgezadelde met een catastrofale financiële rekening die hiervoor vroeger of later zal moeten worden betaald. En we zien dit al evenzeer aan de Britse nationale zorgstrategie, van wel veel eisen en verlangen maar daar niet (genoeg) voor willen betalen.

Delen