Samenwerken of fuseren

In de academische zorg gaat het om samenwerking, zegt Margriet Schneider van UMC Utrecht. “Daar is geen fusie voor nodig”, zegt ze. “Elke fusie kost intern veel aandacht. Hoe maak je dan je ambities waar? Met goede samenwerkingsverbanden gaat dat vanzelf.” Deze boodschap laat zich lezen als een impliciete sneer aan het adres van Hans Romijn (AMC) en Wouter Bos (VUmc), die beiden met hand en tand de stelling verdedigen – zelfs tot in de Tweede Kamer – dat de fusie tussen hun beider ziekenhuizen juist wél een goed idee is.

Volgens Bos is die fusie om twee redenen noodzakelijk. Ten eerste omdat het zinloos is dat twee academische centra op korte afstand van elkaar dezelfde complexe ingrepen doen, met hooggespecialiseerde professionals en kostbare infrastructuur. En ten tweede omdat AMC en VUmc beide te klein zijn om in wetenschappelijk onderzoek internationaal een rol van betekenis te kunnen spelen. Pleiten die twee argumenten tegen samenwerking? Volgens Bos wel, omdat partijen bij samenwerking allebei naar hun eigen winst- en verliesrekening blijven kijken en niet naar de winst voor het geheel.

Maar Schneider ziet dat dus anders en wil het samenspel bevorderen door “alle kolommen, zuilen en barrières te slechten.” Een forse ambitie, want het gaat om grote belangen, niet alleen financieel maar ook in termen van ego’s. Bovendien, je kunt wel via een selectief assessment onderzoeken of hoogleraren teamspelers zijn. Maar als ze dat niet blijken te zijn en dus niet bij de ambitie van het UMC Utrecht passen, vervang je ze niet zomaar even door andere hoogleraren. Schneider heeft dus wat waar te maken. Aan de andere kant: AMC en VUmc moeten die kolommen, zuilen en barrières ook slechten als ze tot de top willen gaan behoren. En die moeten er nog bij fuseren ook.

Delen