‘Sporters helpen is het mooiste wat er is’

Bij de 50e ABN AMRO Open is Babette Pluim zoals altijd van de partij, al is het dan achter de baselijn. Al sinds 1990 is Pluim bondsarts van de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB). “Ik vind het nog altijd een voorrecht om mee te mogen maken.”

Tekst: Adri van Beelen  Beeld: De Beeldredaktie/Marco Okhuizen

Daags na het interview laat ze nog snel even weten dat de 33-jarige Nederlander Wesley Koolhof de nieuwe nummer één van de wereld in het dubbelspel is. Altijd is bondsarts Babette Pluim (62) bezig met tennis. En ze steekt haar trots met betrekking tot landgenoten niet onder stoelen of banken. “De huidige generatie Nederlandse tennissers telt weer mee in de wereld.”

Al snel stond vast dat zij zelf nooit een Wimbledonwinnares zou worden, want ze is pas op haar 19e dagelijks gaan tennissen. “En dat is te laat. Ik heb nog wel meegedaan met het Nederlands Kampioenschap en toen verloor ik de eerste ronde al met 6-0 en 6-1. Maar goed, ik had tóch maar mooi meegedaan.”

Vanwaar die liefde voor tennis? “In de jaren zeventig werd tennis opeens heel populair. Daarom bouwde mijn vader in 1978 een tennishal: Tesqua. En hij organiseerde het Audi Tennistoernooi in Ede. Daarbij nodigde hij de bekende Nederlandse tennissers Tom Okker en Betty Stöve uit om de hele week op te treden als gastheer en gastvrouw. Een groot succes, met Ivan Lendl en Stefan Edberg in de finale.”

Toen ze op de middelbare school zat, kwamen allerlei tennisgrootheden naar Nederland, zoals Vitas Gerulaitis, Jimmy Connors, Björn Borg en John McEnroe, met wie ze allemaal op de foto ging. Uiteindelijk ging ze sportgeneeskunde studeren, “want”, zegt ze, “sporters helpen is het mooiste wat er is.”

‘Op 1 april 1990 ben ik begonnen en ik kan zeggen dat het nog steeds mijn droombaan is’

Eind jaren tachtig, toen voor de meeste sporten een bondsarts werd aangesteld, werd Pluim gevraagd een voorstel te schrijven voor de functie van bondsarts bij het tennis. “Enkele weken later werd ik aangenomen als bondsarts bij de KNLTB. Op 1 april 1990 ben ik begonnen en ik kan zeggen dat het nog steeds mijn droombaan is.”

Als bondsarts heeft Pluim alle Grand Slams bezocht en is zij aanwezig bij alle grote toernooien die in Nederland plaatsvinden. Dan behandelt ze soms ook tennissers als Federer en Nadal, twee absolute grootheden in het tennis. “Ze nemen vaak hun eigen fysiotherapeut mee en een conditietrainer. Maar een eigen arts nemen ze alleen mee naar een Grand Slam (Wimbledon, US Open, Roland Garros en Australian Open).”

Hoewel ze aan het werk is, kan Pluim tussen de bedrijven door ook een beetje genieten van de wedstrijden. “Ik heb in juni van dit jaar genoten van de finale op de Libéma Open in Rosmalen, waarin Tim van Rijthoven de nummer twee van de wereld, Daniil Medvedev, versloeg. Je mag als toernooiarts natuurlijk niet al te enthousiast zijn, te veel applaudisseren of op de banken staan; je moet je een beetje neutraal opstellen. Maar stiekem geniet je natuurlijk wel.”

‘Als bondarts moet je je een beetje neutraal opstellen, maar stiekem geniet ik natuurlijk wel’

Een bondsarts heeft niet alleen te maken met de fysieke gesteldheid van de sporters, ook de mentale kant vraagt de nodige aandacht. Tennissers staan volgens Pluim onder hoge druk. Niet voor niets heeft de Association of Tennis Professionals (ATP) sinds kort een psycholoog aangesteld. En bij de US Open was dit jaar een health summit over het onderwerp. De Japanse Naomi Osaka zorgde onlangs voor veel consternatie omdat ze geen persconferentie wilde geven. Ze kon het vanwege haar depressie niet aan. Ze kreeg daarvoor een boete en dreigde te worden uitgesloten van Grand Slam-toernooien. “Maar Osaka heeft de psyche van de sporter wel op de kaart gezet”, zegt Pluim. “Er is nu meer aandacht voor.”

Mentale druk is er altijd, niet alleen door prestatiedwang, maar bijvoorbeeld ook door bedreigingen op social media wanneer tennissers verliezen. “Dan staat er bijvoorbeeld: we weten je te vinden!”

In al die jaren heeft Pluim bijzondere dingen met tennissers meegemaakt. “Ik herinner me de Franse tennisser Yannick Noah. Op de Libéma Open deed hij alsof hij een verstuikte pink had, om mij in het ootje te nemen. Hij speelde in een band, kwam op blote voeten naar een diner en stond te dansen op de tafel. Een gekke, leuke figuur.”

Ze schrijft overigens niet snel zware medicijnen voor. “Lendl was een keer verkouden. Toen heb ik hem gewoon Otrivin en paracetamolletjes voorgeschreven, en dat werkte prima. Die tennissers willen soms meer hebben dan strikt nodig is. Zoals de toptennisser die een glucose-infuus wilde. Ik weigerde en zei: Gewoon goed koolhydraten eten, dat is het beste.”

‘Gewoon goed koolhydraten eten, dat is het beste’

Pluim is bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Pretoria in Zuid-Afrika. Ze heeft als taak de sportgeneeskunde op de kaart te zetten. En dat is gelukt, want inmiddels is het een erkend specialisme. Verder begeleidt ze er ook master-studenten. “Nee, veel tijd hou ik niet over,” zegt ze over haar drukke leven. Op rustige dagen speelt ze piano; ze heeft sinds kort weer les. Ze laat enkele maten uit Für Elise horen.

Volgens Pluim zijn er parallellen tussen tennis en pianospelen. “Het is allebei goed voor je hersenen, zeg ik Erik Scherder na. En het werkt op je gevoel. Zowel van muziek als van tennis kan ik emotioneel worden. Ik weet nog goed dat ik voor de tv heb zitten huilen toen Betty Stöve in één weekend drie
finalewedstrijden op Wimbledon verloor. En ik sprong een gat in de lucht toen Richard Krajicek Wimbledon won!”

Delen