Tegen het einde

Meneer van Vleuten is bepaald geen reclame voor het leven. Als een afgepelde ui zit hij in zijn rolstoel. Waar is de gedistingeerde heer – die hij zijn leven lang was – gebleven? Met holle ogen kijkt hij zijn dochter aan: “Ik wil weten wat de dokter heeft gezegd.” Zojuist hadden zijn vier kinderen – drie zoons en een dochter – met de verpleeghuisarts een gesprek over het levenseinde van vader. “Normaliter doe ik louter zaken met de contactpersoon”, stond in zijn mail, “maar bij wijze van uitzondering zijn dit keer alle kinderen welkom.” De reden was bekend: drie van de vier zijn werkzaam in de zorgsector.

Maar juist degene om wie het gaat ontbrak bij het beraad. Meneer van Vleuten wilde er zelf niet bij zijn; zijn kinderen zouden hem wel informeren. Ieder van hen had hierbij zijn of haar eigen gedachten. Die liepen nogal uiteen. De oudste zag hierin de zoveelste bevestiging dat vader bij problemen zijn kop in het zand steekt. Hij had zijn leven lang niets anders gedaan. De tweede – de dochter – en de derde voerden slechthorendheid en moeheid als mogelijke redenen aan. De jongste, die het meest aan vader was gehecht, vond zijn afwezigheid niet alleen geen probleem maar ook helemaal niet vreemd: juist als kind weet je immers precies wat een ouder wenst.

Twee feiten staan vast: meneer van Vleuten wil de regie over zijn leven behouden. Juist omdat hij ondanks zijn slechte conditie er wonderwel in is geslaagd om iedereen naar zijn pijpen te laten dansen, mag de arts hem graag. Maar Beatrice, zijn verpleegkundig assistente, denkt daar anders over en liet dit de familie ook weten tijdens een vorig overleg: “De zorg voor deze cliënt kost veel negatieve energie en zijn botte manier om kritiek te uiten heeft bij de verzorging al tot tranen geleid.” Dat voelde ongemakkelijk. Vader was nooit de gemakkelijkste geweest maar naarmate zijn afhankelijkheid toenam, roerde hij zijn mond. De jongste voerde ter verdediging van vader aan, dat deze eigenlijk niet meer kan dan zijn mond gebruiken.

Zijn wil is wet maar wat de man wil wisselt en is niet altijd duidelijk

“Ik wil weten wat de dokter heeft gezegd”, herhaalt meneer van Vleuten. Zijn wil is wet maar wat de man wil wisselt en is niet altijd duidelijk. Hij wil zo snel mogelijk euthanasie maar zonder SCEN-arts. De verpleeghuisarts was duidelijk: ‘snel euthanasie’ kan niet en zonder beoordeling door SCEN-arts kan én mag dat al helemaal niet. De dokter had de kinderen op het hart gedrukt om termen als ‘euthanasie’ en ‘palliatieve sedatie’ niet te laten vallen. “Het traject voor palliatieve sedatie kan heel snel worden ingezet,” laat de dochter zich toch ontvallen. “Ik wil geen morfine,” reageert de man. Hij sluit zoals vaak zijn ogen. “Mensen overdenken dan hun leven”, stelde de verpleeghuisarts de familie gerust. De oudste is het met hem oneens: vader sluit de ogen om niet te luisteren.

Het gebeurt maar zelden dat vader en de vier kinderen bij elkaar zijn maar van een écht ‘samen’ is geen sprake. Geen van de kinderen weet waarheen de gedachten van vader zweven. Ieder zit opgesloten in zijn of haar eigen cocon. Wanneer er wordt gesproken gaat het over de kapper, de verzorging van de tanden, de vlekken in de kleren en een tekort aan vitaminen. De jongste kan niet zonder vader. Zodra de man dood is moet hij worden gebalsemd zodat zijn lichaam nog intact blijft. De oudste denkt: waarom laten we hem niet prepareren en opzetten? Leegte vult zich met leegte, steeds meer leegte totdat de wanden, het plafond en de vloer zijn verdwenen. De oudste zoon zegt dat vader eigenlijk al een jaar geleden had willen doodgaan maar met antibiotica overleefde de man een forse longontsteking.

Van meneer van Vleuten is nagenoeg niets meer over. Maar tot verbazing van allen beschikt hij nog wel over voldoende energie om zijn woede te uiten over Beatrice die hem een ander antidecubitusmatras wil aansmeren. Als een onbehouwen dronkaard geeft de man op haar af. Valt dit nog te rijmen met menselijke waardigheid vraagt de een-na-jongste zich af. Wanneer het geraaskal voorbij is, vertrekt de oudste. De anderen blijven nog even. Meneer van Vleuten sluit weer zijn ogen. Het lijkt of hij in slaap valt. “Ik wil dood,” klinkt het plotseling. De ogen gaan weer open. “Wat heeft de dokter nu precies gezegd,” vraagt de man voor de zoveelste keer.

Om redenen van privacy zijn de namen gefingeerd en is de casus onherkenbaar gemaakt.   

Delen