Testafette

Emigreren tijdens een pandemie blijkt vooral een veldonderzoek naar binnen- en buitenlandse testlocaties. Want eenmaal aan de grens is het niet zozeer het paspoort als wel een negatieve test die de poorten doet openen. Maar na een indrukwekkende serie van COVID-testen achter elkaar mogen we wel stellen dat de ene de andere niet is.

Zo was er de ‘zekere voor het onzekere GGD-test’ van mijn vrouw, maandagochtend, de dag voor vertrek. Wakker geworden, gedoucht en toen, volslagen uit het niets; een nies! En niet één, maar twee keer niezen! Hoe kan dat? ‘Ik nies nooit!’ En jawel daar kwamen de eerste symptomen. Voel ik me wel helemaal lekker? Heb ik het niet een beetje warm? De nies als startpunt van een ingebeeld ziektebeeld, met een afspraak bij de GGD tot gevolg. Immers: heb je klachten, laat je testen. Zeker als je de volgende dag veilig wil emigreren.

En de GGD kan het wel, ze hebben immers de meeste ervaring. Naar binnen, aansluiten in een georganiseerde rij. Eerst de neus, dan de keel. Paar traantjes, maar eigenlijk weinig ongemak en weer naar buiten. En een paar uur later ben je weer geheel klachtenvrij als de testuitslag negatief blijkt.

Tot zover Nederland. Duitsland, Denemarken en Noorwegen verlangen een negatieve PCR-test die niet ouder mag zijn dan 24 uur bij aankomst aan de grens. Onze boot om zal om 06.00u woensdagochtend aanmeren in Noorwegen, dus een nauwkeurige planning is vereist. En zo staan we dinsdagochtend om 07.00u, ergens centraal in Nederland, in de rij voor de ‘commerciële test MET reiscertificaat’. Hoogstpersoonlijk ondertekend door een BIG-nummer, maar niet het onze. En waar commerciële zorginstellingen in Nederland doorgaans door wat klachtvriendelijke pracht en praal omgeven worden, was dat hier zeker niet het geval. In een afgehuurde tochtige loods op een industrieterrein werden onze neuzen voor € 130,- per stuk afgewerkt, om meerdere reden een onprettige ervaring. Het zat hem namelijk ook in het feit dat wij in een vrij hoge auto zaten en de testdame vrij klein van stuk was. En waar de GGD de kunst verstaat om ‘de staaf’ vooral recht naar achteren in te brengen, heeft deze dame onze bovenste neusschelpen of misschien wel de frontale sinus gekweekt. Geen pretje, maar daar staat dan wel tegenover dat de COVID-19 in geen velden of wegen te bekennen was. Zwart op wit, in het Engels, met een handtekening, BIG-nummer én stempel.

‘In een afgehuurde tochtige loods op een industrieterrein werden onze neuzen voor € 130,- per stuk afgewerkt’

Dan de proef op de som. Duitsland gaf geen sjoege, geen grenscontroles, gewoon doorrijden. Zo over die Duitse Autobahn bekroop ons zelfs heel even het gevoel van vakantie. Maar die mijmering werd dan weer bruut verstoord door de binnenkomende stroom aan smsjes van de Bundesregierung of we de Quarantäneregeln wel willen beachten.

Denemarken bleek een ander verhaal. Een Nederlandse auto met aanhanger (inclusief kinderfietsjes) ziet eruit als vakantieverkeer en of we even wilden uitleggen wat onze ‘worthy purpose’ was om Denemarken binnen te mogen. Een negatieve COVID-test alleen was hier niet voldoende. Een bootticket naar Noorwegen gaf al wat ruimte, maar uiteindelijk moest toch ook ons huurcontract in Noorwegen tevoorschijn worden gehaald voor een vrije doorgang.

Dan de boot in Hirtshals, Denemarken, de vertrekhaven voor de ferry naar Noorwegen. We hadden tickets, negatieve testen en verder vond Denemarken het verdere beloop (en succes) van onze reis vooral een zaak voor de Noorse autoriteiten. Wat volgde was een nacht op een nagenoeg verlaten ferry over het Skagerrak; leeg autodek, lege hutten, een handjevol goederenchauffeurs. Maar keurig op schema en zo stonden we op dinsdagochtend klokslag 06.15u in de rij voor de ‘hopelijk mogen we testen-test’.

Ook hier een tochtige tenthalconstructie met aan het einde het gemaskeerde testpanel. Maar pontificaal daarvoor de grootste drempel van onze gaande emigratie: de douane en politie van Stavanger.

Op dinsdag 17 maart, de dag dat wij vertrokken uit Nederland, haalde Noorwegen de broekriem aan. Tot nog toe kende het leven in grote delen van Noorwegen (met uitzondering van de regio Oslo) een vrij normaal karakter zonder al te veel ingrijpende maatregelen. De kunst die Noorwegen goed heeft verstaan het voorbije jaar is om vooral inkomend virusgevaar te weren, dus gesloten landsgrenzen voor eenieder die er weinig te zoeken heeft. Maar nu is toch ook hier de vlam in de pan geslagen met hoge besmettingscijfers en een oplopend dodental. Dus sloot Noorwegen haar grenzen nog wat meer. Een grens die wij juist wilden passeren.

‘Misschien gebruiken Noren wel dunnere of flexibelere teststokjes?’

We waren nerveus, knikkende knieën. We voldeden aan de meest recente voorwaarden, maar toch. Wat volgde was een minutieuze studie van onze papieren en wat telefoontjes. Maar we mochten we door! Naar het einde van de hal, voor de ‘YES, we mogen testen-test’. Prima test, vakkundig, nauwelijks voelbaar. Misschien gebruiken Noren wel dunnere of flexibelere teststokjes? Maar al was deze laborant met een bezemsteel aangekomen, in ons enthousiasme waren we overal mee akkoord gegaan.

En nu zijn we in Haugesund, in Noorwegen. De afgelopen 10 dagen hebben we in strikte quarantaine doorgebracht. Noren volgen de regels en schromen ook niet om je hierop te wijzen, zo blijkt uit de dagelijkse smsjes: You are still in quarantine. Violation of COVID-19 regulations will be fined. We may call you. Please answer.’

Vanochtend hebben we de laatste test gehad. Een aanstaand collega nam de moeite om ons in alle vroegte aan huis te testen, de ‘we willen het huis uit-test’. Vakkundig, maar wel op een manier die de kinderartsen in Nederland zal behagen, vooral niet te diep. En nu ook de laatste test in deze reeks negatief blijkt – negatiever dan nu zullen we immers nooit meer worden – is het tijd om te ontdekken waar we nu eigenlijk naartoe zijn verhuisd.

Delen