Theorie versus praktijk

Zelf noemde Maarten Hijink (SP) het op Twitter ‘Erg goed nieuws’ dat zijn motie om alle medisch specialisten in loondienst te brengen was aangenomen. “Belangrijk om het ‘omzet draaien’ tegen te gaan, de samenwerking te verbeteren en hoge winsten te voorkomen”, stelde hij. Medisch Contact besteedt er een nieuwsbericht aan en dat levert een paar reacties op die beslist interessant zijn.

De anesthesioloog die stelt dat vrije vestiging eigenlijk al lang niet meer aan de criteria voor ondernemerschap voldoet, maar een door de Belastingdienst gedoogde constructie is, heeft natuurlijk een punt. Maar dat geldt ook voor degene die zich twaalf jaar geleden – toen de discussie over loondienst ook al werd gevoerd – afvroeg of het niet een beetje zwarte pieten met medisch specialisten is. De huisarts daarentegen die wil weten of medisch specialisten nu ook een 36-urige werkweek krijgen, gaat er wat al te gemakkelijk van uit dat voor mensen in loondienst de klok belangrijker is dan de intrinsieke motivatie. Het ligt allemaal niet zo zwart-wit.

‘Werken mensen in loondienst per definitie goed samen? Doen vrijgevestigde medisch specialisten dat niet?’

Relevanter is natuurlijk wat het aannemen van de motie van Hijink voor de praktijk gaat betekenen. Allereerst is zijn stelling dat loondienst de samenwerking tussen medisch specialisten bevordert, voer voor discussie. Werken mensen in loondienst per definitie goed samen? Doen vrijgevestigde medisch specialisten dat niet? Maar veel belangrijker is de vraag wat er gaat gebeuren als het nieuwe kabinet wetgeving gaat ontwikkelen om de motie daadwerkelijk ten uitvoer te brengen. Dat dit dan een besparing oplevert, is een mogelijkheid maar beslist geen zekerheid. Dat het geld gaat kosten echter wel. Juristen zullen het heerlijk vinden.

Delen