Tijd om te handelen

Waar blijft minister Edith Schippers met de modernisering van het tuchtrecht? Hoogleraar gezondheidsrecht Johan Legemaate waarschuwde vorige maand al voor de ongelijkheid die bestaat tussen de schorsingsmogelijkheid van een hulpverlener die een solopraktijk heeft en een hulpverlener die in een instelling werkt. De Inspectie voor de Gezondheidszorg kan de eerste wel schorsen als die ernstig over de schreef is gegaan en een voortdurend risico voor patiënten vormt, maar de tweede niet. “Daar zou de minister wel wat meer haast mee mogen maken dan ze de afgelopen jaren gedaan heeft”, stelde Legemaate. Wie weet dat een paar jaar tijd kan verstrijken tussen het moment van de eerste klacht tegen een disfunctionerende zorgverlener en de uitspraak van de tuchtrechter, begrijpt hoeveel gewicht deze oproep heeft.

Legemaate krijgt nu bijval van vereniging van verpleegkundigen en verzorgenden V&VN, die stelt dat aanpassing van het tuchtrecht op dit punt kan voorkomen dat meer patiënten schade oplopen. Terecht natuurlijk. Het onderscheid dat nu bestaat doet vermoeden dat een hulpverlener die in een instelling werkt minder ruimte heeft om schade aan patiënten toe te brengen dan iemand met een solopraktijk. Tot op zekere hoogte klopt dit misschien; collega’s hebben betekent immers dat er mensen zijn die een disfunctionerende medewerker op de vingers kunnen tikken. Maar het is de vraag hoe ver hun verantwoordelijkheid op dit punt mag reiken. De Inspectie moet gewoon kunnen optreden als dit voor de veiligheid van patiënten aan de orde is.

Delen