To be or not to be

Tot in het diepst van mijn zijn leeft in mij de overtuiging dat ik in wezen niet bij dit leven hoor, laat staan dat ik hiervoor zou zijn uitverkoren. In Hamlet van William Shakespeare (1564-1616) is het nog een vraag: ‘te zijn of niet te zijn, dat is de kwestie’. Voor mij is het een zekerheid: ik heb nooit voor het leven gekozen; wanneer het aan mij had gelegen had ik er nooit moeten komen. Ofschoon ik bang ben voor negatieve reacties heb ik besloten om dit – voor de eerste keer in mijn leven – uit te dragen. Mogelijk zullen anderen zich hierin herkennen.

Als schoolkind werd het er ingedramd: mijn leven was een geschenk van god. Dat druiste echter radicaal tegen mijn gevoel in. Toch was ik toen wel gelukkig. Op de middelbare school verdwenen zowel god als dat geluk uit mijn leven. Mijn eerste pseudoniem was Ted Rannal, een anagram van ‘tranendal’. Noem het desgewenst puberleed.

 Als nieuw argument voor dankbaarheid jegens mijn leven werd toen aangevoerd dat ik een extreem zeldzaam lotje uit de loterij was: ik had het geluk om te mogen ontstaan uit een samensmelting van een eicel en uitgerekend net die ene zaadcel uit de vele miljoenen. In mijn gevoel had ik juist extreme pech.

Transseksualiteit – waarbij de biologisch sekse niet overeenkomt met de beleefde genderidentiteit – werd voor een (mogelijke) genetische verklaring beschouwd als een psychiatrische aandoening: een genderidentiteitsstoornis. Ik vrees ook nu voor een psychiatrisch etiket maar dat stoort mij geenszins: levenslang – ook of juist op momenten van geluk – stel ik mijzelf vragen over dat basisgevoel. Houd je jezelf niet op de een of andere manier voor de gek? Het antwoord luidt: neen!

Ons leven zit vol discrepanties, al zouden we dit dolgraag anders willen

Onlangs las ik in Trouw over het boek Better Never to Have Been van David Benatar (1966). Volgens deze Zuid-Afrikaanse filosoof leidt leven tot meer lijden dan geluk. Dat rechtvaardigt de vraag hoe verantwoord het is om een kind op de wereld te zetten. Zelf vader van een zoon en een dochter, besef ik nog altijd hoe diep en groot mijn verlangen naar kinderen was. Hier ligt een discrepantie die mij ongetwijfeld ook voor de voeten geworpen zal worden. Maar ons leven zit vol discrepanties, al zouden we dit dolgraag anders willen. Het leren omgaan en uiteindelijk accepteren van discrepanties is voor mij een levenslange uitdaging.

De goed onderbouwde filosofie van Benatar impliceert in zijn visie niet dat wij dus massaal het leven moeten beëindigen. In een interview met Niels Posthumus zegt hij: ‘Niemand heeft er belang bij te gaan bestaan, maar zodra we eenmaal op de wereld zijn gezet hebben we wel een belang om in leven te blijven.’ Zo ervaar ik dat ook. Hopelijk geldt dat voor iedereen met hetzelfde existentiële grondgevoel.

Wie het bovenstaande leest, zijn of haar weerstand ertegen overwint en zich bereid toont om mij niet te stigmatiseren, vraagt zich wellicht af of ik anders in het leven sta. Ik denk van wel maar vergelijken is onmogelijk. Vanuit het – tot het diepst in mij doordrongen – besef dat het leven er niet voor mij is, ga ik anders met mijn leven en dat van anderen (die ik vooral niet tot last wil zijn) om. Niets beschouw ik als vanzelfsprekend. Het lijden wat leven mij en anderen treft, maakt mij wantrouwig en boezemt angst in. Wantrouwen en angst zijn dan ook mijn leven steeds meer gaan kleuren.

Maar de wijze waarop het leven zich elke dag weer in al zijn nuances openbaart, vervult mij eveneens van een diepgaand respect. Dat wint het (op dit moment) misschien zelfs nog van wantrouwen. Waar velen aan voorbij lopen, kan mij ontroeren. En al beschouw ik het leven niet als een geschenk, waarvoor je god of wie dan ook dankbaar dient te zijn, voel ik wel degelijk dankbaarheid (anders kan ik het niet uitdrukken) voor al het moois en goeds, wat het leven biedt.

Delen