Toe aan iets nieuws

loopbaan / Zorgprofessionals over hun carrièreswitch in de zorg

Wat was uw carrièreswitch binnen de zorg? Deze oproep van Arts en Auto begin dit jaar leidde tot een overweldigende hoeveelheid reacties. Lees hier de selectie van verrassende overstappen.

De diensten, de doden en de vele jonge klaren die na twaalf jaar opleiding werkloos op de bank zitten of van hot naar her moeten voor tijdelijke waarneemplekken, in een fase van hun leven waarin ze zich juist moeten settelen.” Dat waren voor longarts Pauline Dekker – landelijk bekend van de anti-tabakslobby die ze voerde met collega-longarts Wanda de Kanter – de redenen om op 61-jarige leeftijd de witte jas te verruilen voor de bedrijfsgeneeskunde. “Maar dat het leven van een bedrijfsarts zó ontzettend leuk zou zijn, had ik niet kunnen bevroeden. Het ene moment zit ik tegenover een bouwvakker met een patellafractuur, het volgende moment overleg ik met de raad van toezicht van een grote instelling over hoe ze de ruzie tussen twee directeuren het beste kunnen beslechten.

Het vak is enorm divers en doet een veel grotere aanspraak op mijn denkvermogen dan mijn vorige specialisme, waar alles toch veel in protocollen geregeld is. En het feit dat ik nooit meer dienst heb, betekent dat ik veel meer naast mijn werk kan doen: ik volg toneellessen en een filosofie­cursus, sport vier à vijf keer per week en zit in een zangkoor voor mensen die niet kunnen zingen.”

Verpleegkundige ↝ bedrijfsarts

Emmelien van Rees is net als Dekker uiteindelijk bedrijfsarts geworden, al zag haar route er heel anders uit. Nadat ze tussen 1974 en 1980 vijf keer werd uitgeloot voor geneeskunde, begon ze als verpleegkundige. “Uiteindelijk heb ik dankzij een pennenstreek van minister Pais toch een plekje gekregen.” Tijdens haar opleiding geneeskunde werkte ze als verpleegkundige en promoveerde ze. Na tien jaar aan de VU te hebben gewerkt (als universitair docent en later ook als onderwijscoördinator), startte Van Rees in 2000 met de opleiding tot bedrijfsarts. De eerste jaren werkte de voormalig verpleegkundige als bedrijfsarts in loondienst, sinds 2013 is ze zzp’er.

Verpleegkundige ↝ psysician assistant

Een andere verpleegkundige die op latere leeftijd een nieuw avontuur aanging, is Andrea Schot. Na ruim 25 jaar op de ic’s van het LUMC in Leiden en het MST in Enschede te hebben gewerkt, zit ze nu in het tweede jaar van de opleiding tot physician assistant in de huisartsen­geneeskunde. “Na zo veel jaren op de ic rees bij mij de vraag: wil ik dit werk blijven doen tot het einde van mijn loopbaan of zal ik, nu het nog kan, in het diepe springen en iets totaal anders gaan doen?”

De PA in spe heeft er nog geen moment spijt van gehad dat ze die sprong heeft gewaagd: “De uitdaging die ik vond in de acute zorg op de ic, vind ik nu in de brede diversiteit aan ziektebeelden die ik zie tijdens het spreekuur, de zelfstandigheid in het nemen van medische beslissingen, de huisbezoeken en het leren signaleren van ‘rode vlaggen’. Rustiger heb ik het niet gekregen, al zijn mijn werkdagen wel een stuk regelmatiger, maar wat is werken in de eerste lijn leuk en wat valt er ontzettend veel te leren.”

Schot is niet de enige ‘geswitchte collega’ die in de huisartsenzorg belandde. Guus Verheijen werd vanwege zijn ‘bevlogenheid voor het houdings- en bewegingsapparaat’ eerst fysiotherapeut, maar later arts en uiteindelijk praktijkhoudend huisarts. Al bleef het voor hem ook daar niet bij: “Omdat het welzijn van collega-medici mijn aandacht trok, ben ik medici gaan coachen.” Vanaf dit jaar is hij zelfs geaccrediteerd supervisor. Ook schreef Verheijen een eigen handboek.

Arts gehandicapten ↝ huisarts

Nog een huisarts-met-een-andere-achtergrond: Tineke Peters. Jarenlang werkte ze als arts verstandelijk gehandicapten (tegenwoordig arts VG) in een instelling. “Een uitdagende baan, waarbij ik als  ‘allround instellingsarts’ voor een paar honderd patiënten zowel hun huisarts als specialist was. Het werk was heel divers: van oorontsteking tot hart­infarct en van complexe psychiatrische problemen bij bepaalde syndromen tot palliatieve zorg.”

Nadat landelijk werd besloten dat elke verstandelijk beperkte persoon recht heeft op een ‘echte huisarts’, veranderde haar werk. “Omdat ik juist het huisartsgeneeskundige deel zo leuk vond, besloot ik te solliciteren voor de huisartsopleiding.” Inmiddels werkt Peters met veel plezier 1,5 dag als huisarts in een instelling (“Waarbij ik in feite mijn oude baan weer terug heb”) en de rest van de dagen in reguliere huisartsenpraktijken. In februari van dit jaar is haar registratie als arts VG verlopen. “Omdat ik er langer dan twee jaar uit ben geweest voor het volgen van de huisartsopleiding, krijg ik helaas geen herregistratie. De registratiecommissie is onverbiddelijk: ‘Regels zijn regels, we kunnen geen uitzondering maken’. En dat terwijl er een schreeuwend tekort is aan artsen VG en op deze manier weer een duur opgeleide specialist verdwijnt.”

Spijt van haar carrièreswitch heeft Peters niet: “Ik ben nu een échte huisarts waar iedereen in Nederland, en dus ook mensen met een verstandelijke beperking, recht op heeft en tegelijk werk ik nog steeds deels met de meest oprechte patiëntengroep die er is.”

Specialist ouderengeneeskunde ↝ huisarts

Céline Nabers verliet het verpleeghuis om huisarts te worden. In 2018 begon zij als specialist ouderengeneeskunde, maar in dat vakgebied kon ze haar ei niet helemaal kwijt: “Ik wilde medisch gezien meer geprikkeld worden en had behoefte aan meer direct patiëntcontact. Binnen het verpleeghuis waar ik werkte, leidden we verpleegkundig specialisten op die eerste aanspreekpunt waren voor patiënt, familie en verzorgenden. Op zich een goede ontwikkeling, gezien het groeiende tekort aan SO’s. Maar daardoor kwam ik steeds verder van de patiënt te staan. Ook miste ik de langdurige relaties die je als arts kunt opbouwen met een patiënt. Als SO leerde ik patiënten pas kennen in hun laatste levensfase en dit werd zelfs bemoeilijkt doordat de patiënten – ook op de somatische afdelingen – vaak in meer of mindere mate cognitieve stoornissen hebben. Je bent dan afhanke­lijk van de informatie die de familie aandraagt, om er zo achter te komen wat mogelijk belangrijk voor iemand is.”

Voor Nabers waren dit belangrijke rede­nen om de overstap te maken naar de huisartsenpraktijk. In maart startte ze aan het derde en laatste jaar van de opleiding. “Dit jasje past mij enorm goed, ik voel me er helemaal op mijn plek. En gelukkig zie ik in de praktijk nog genoeg kwetsbare ouderen, waarbij mijn kennis als SO goed van pas komt.”

Verpleeghuisarts ↝ revalidatiearts

Wie het verpleeghuis ook achter zich liet voor een nieuw avontuur is Patricia Passier. Zij werkte vanaf 1998 jarenlang als verpleeghuisarts en opleider. Totdat een van haar aiossen haar enthousiasme op de revalidatieafdeling zag en vroeg waarom ze geen revalidatiearts werd. “Dat leek voor mij een gepasseerd station, maar toch ben ik een paar dagen gaan meekijken met bevriende revalidatieartsen.” Dat leidde er uiteindelijk toe dat ze haar vaste baan opzegde voor aanvankelijk een anios-plek binnen de revalidatiezorg, waarna ze vrij snel een opleidingsplek wist te bemachtigen. “Ik was inmiddels 40, maar als je iets nieuws wil leren, is het geen enkel probleem om weer in opleiding te gaan.”

Tot haar eigen verbazing belandde Passier, dankzij een enthousiaste supervisor, zelfs in een promotietraject. “De loop van je loopbaan wordt vooral bepaald door de mensen die je op je pad treft.” In 2011 rondde ze zowel haar promotietraject als haar opleiding af. Sindsdien werkt de voormalig verpleeghuisarts als revalidatie­arts in het ziekenhuis en inmiddels al vele jaren als opleider. “Terugkijkend is dit geen standaard carrièrepad geweest, voor zover dat bestaat, maar elke fase was verrijkend.”

Geen vaarwel

Niet iedereen die een verhaal instuurde, heeft (volledig) zijn of haar oorspronkelijke beroep vaarwel gezegd. Er zijn er die een andere opleiding hebben gevolgd om vergaarde kennis binnen hun eigen vakgebied in te zetten. Zoals Meike van der Drift, tandarts sinds 2002, werkzaam in zowel een groepspraktijk als in de gehandicaptenzorg, maar sinds 2022 ook gecertificeerd emotiecoach. Of diëtist Anita Badart. Zij schrijft: “Als diëtist weet je veel over kunstvoeding, maar informatie over de belangrijkste voeding bij de start van een mensenleven ontbrak.” Daarop meldde zij zich aan voor de opleiding tot lactatiekundige; in 2006 haalde ze het diploma. “Door deze combinatie kan ik cliënten nu een ‘totaalpakket’ aanbieden.”

En dan zijn er ook nog collega’s die een tweede beroep uitoefenen, naast hun oorspronkelijke werk. Dat geldt bijvoorbeeld voor internist Souad Mors-Bouhbouh, die de opleiding tot bedrijfsarts volgde. Nu werkt ze als bedrijfsarts voor een arbodienst én als internist in haar eigen praktijk: “Beide functies beoefen ik met plezier en ze vullen elkaar ook vaak aan.”

Martine Hollander maakte dan weer een tijdelijk uitstapje naar de eerste lijn: ze begon als basisarts, deed vervolgens de opleiding tot verloskundige, werkte enkele jaren in een maatschap, om vervolgens terug te keren als basisarts in het ziekenhuis en uiteindelijk gynaecoloog te worden.

Bijzondere combinaties

Tot slot zaten er tussen alle inzendingen ook nog enkele bijzondere combinaties van beroepen. Tijdens zijn ‘zelf in elkaar geknutselde SEH-opleiding’, want die bestond toen nog niet, volgde Hans Rode ook een gezondheidsmana­gementopleiding. Na een aantal jaren als SEH-arts te hebben gewerkt, werd hij gevraagd een ziekenhuis in Malawi te runnen, om het Capacity Building-project van het ministerie van Buitenlandse Zaken uit te breiden. “Dat programma gebruikte opleiding en specialisatie als beloning om vacatures op te vullen. Zo lukte het om caissières om te scholen tot boekhoudkundigen op de financiële administratie en een vrachtwagenchauffeur op te leiden tot medical assistant en uiteindelijk tot arts.”

Zelf deed Rode later in zijn loopbaan het tegenovergestelde: hij haalde zijn vrachtwagenrijbewijs. Terug in Nederland startte hij met de specialisatie tot psychiater. Tegenwoordig combineert Rode het werken als psychiater met vrijwilligerswerk op de vrachtwagen.

Nog meer combi’s: psychiater Arianne van ’t Hoog is óók zorgboer en schapenhouder (“Een fantastische combinatie”) en tandarts John Huizinga stond, naast zijn werk in de praktijk, een tijdlang voor de klas als biologieleraar. Toen hij praktijkeigenaar werd, was dit tot zijn spijt niet langer te combineren. “Hoewel ik met veel plezier tandarts ben en volop in de verbouwing zit van mijn nieuwe praktijk, mis ik het lesgeven wel en sluit ik niet uit dat ik, als het mogelijk is, weer eens les ga geven.”

En wat te denken van Henriëtte Booij-Vrieling? In 1998 studeerde ze af als tandarts, in 2004 als dierenarts. Ze is werkzaam in beide vakgebieden en de eerste Nederlands ‘diplomate veterinaire tandheelkunde’. “De basiskennis is in beide vakgebieden te gebruiken, de finesse zit ’m in de verschillen. Het grote verschil vind ik dat ik als tandarts het nut van een voorgestelde behandeling moet uitleggen aan degene die het betreft én dat die zorg veelal verzekerd is, naast dat mijn humane patiënten gewoon wakker zijn. In de diergeneeskunde moet ik het nut van een behandeling aan het baasje uitleggen, die lang niet altijd verzekerd is voor diergeneeskundige zorg.”

Booij loopt er in de tandartspraktijk niet mee te koop dat ze ook dierenarts is, maar maakt er geen geheim van. En soms kan dat ook niet: “In de coronaperiode heb ik een keer meegemaakt dat ik de eigenaar van een hondje ging vertellen wat ik tijdens de bekinspectie had gezien en wat mijn behandelvoorstel was. Ik had al een ok-pak aan en een mondkapje op, maar ineens zei ze: ‘Jij bent mijn tandarts’. Ze had me aan mijn ogen herkend.”

Delen