Toegewijd tot het laatst

Goos Zwanikken (1927-2017)

Op dinsdag 20 juni overleed in zijn woonplaats Den Bosch op 90-jarige leeftijd, psychiateren emeritus hoogleraar psychiatrie, Goos Zwanikken. Echtgenoot en grote liefde van verpleegkundige Joke Leenders; ouder van vijf kinderen; briljante vrijdenker; dwarse doener; geliefd arts-adviseur; life-changing opleider en bovenal beschermheer van de chronisch psychiatrische patiënt. Op de valreep rondde hij een indrukwekkend geschreven drieluik af: Mijn gang door de psychiatrie

Tekst: Marjan Enzlin | Beeld: Nout Steenkamp

 

De gang door de psychiatrie van Goos Zwanikken bleef verre van onopgemerkt. Sterker nog; die ging met nogal wat ‘geluid’ gepaard. Vanaf zijn benoeming tot chef de clinique (1959) van de ‘vrouwenkant’ in het grootste gesticht van het land (het latere Voorburg/Reinier van Arkel in Vught en Den Bosch), nam hij aan de lopende band beslissingen die in het oog sprongen en de tijd ver vooruit waren. Eigenhandig bevrijdde de psychiater – toen nog zenuwarts genoemd – die later geneesheer-directeur werd in hetzelfde instituut, de opgenomen chronisch psychiatrisch patiënten van hun kettingen. Waarbij het woord ‘kettingen’ in dit geval letterlijk genomen mag worden. Waar het kon, opende hij letterlijk en figuurlijk gesloten deuren en hij zorgde ervoor dat de kliniek psychiatrisch verpleegkundigen ging opleiden. Zodat patiënten niet langer alléén afhankelijk waren van het humeur, het inlevingsvermogen en het intellect van de religieuzen die het instituut toen al jaren met straffe hand runden. Ik was een van die verpleegkundigen.

Waar het kon, opende hij letterlijk en figuurlijk gesloten deuren

Toen ik in 1985 in Vught aan mijn opleiding tot B-verpleegkundige begon, was Zwanikken zojuist vertrokken naar Nijmegen, waar hij aan de Radboud Universiteit hoogleraar en afdelingshoofd psychiatrie werd. Zijn gedachtegoed waarde echter nog onmiskenbaar rond in de kliniek, die destijds onderdeel was van de Psychiatrische Instituten der Godshuizen (PIDG). Hier en daar liep nog een verdwaalde broeder of zuster rond, maar de kliniek was inmiddels geprofessionaliseerd en de patiënten, veelal bewoners vanwege hun jarenlange opname, hadden er een veilige plek. Mede geborgd door de verpleegkundig directeur van destijds, Joke Leenders. Een A-, B-, kinder- en ic-verpleegkundige die onder Zwanikken was opgeleid en door hem werd aangesteld om de professionele zorg voor bewoners en patiënten te waarborgen. Leenders, die het opperhoofd van de verpleging en dus ook van de leerling-verpleegkundigen was, nam haar taak uiterst serieus en wij, jonge leerlingen, vreesden haar oordeel over ons werk. Jaren later, na het overlijden van Zwanikkens eerste echtgenote, ontmoetten de twee elkaar opnieuw bij het huwelijk van ons huidige koningspaar. En van een huwelijk kwam een huwelijk.

Springlevend en scherp

Iets meer dan een maand voor Zwanikkens overlijden ben ik te gast in het opvallend modern ingerichte appartement van het echtpaar in Den Bosch. Goos, die ik in de afgelopen dertig jaar diverse keren kort heb ontmoet, maar verder vooral van afstand heb bewonderd om zijn nooit aflatende inzet voor de psychiatrie in zijn algemeenheid en de chronische patiënt in het bijzonder, is speciaal voor ons gesprek vroeger opgestaan dan normaal. Hij is veel sneller moe dan voorheen, legt hij uit. “Maar ja, inmiddels 90 jaar hè? Dan is dat niet zo vreemd. En natuurlijk mankeer ik van alles, maar dat hoef ik niet allemaal te weten. Ik zeg altijd tegen Joke: ‘Als je oudere mensen binnenstebuiten keert, vind je altijd wel iets ernstigs’. Dat hoeft voor mij dus niet meer. Ik ga ’s middags gewoon een paar uurtjes liggen. Net als de boeren dat vroeger deden. En dan gaat het weer.”
Zwanikken mag dan oud en fysiek moe zijn, zijn mentale gezondheid poneert als springlevend en uiterst scherp. Moeiteloos lepelt hij gebeurtenissen, namen en anekdotes op. Prachtige verhalen waarin hij kritiek op de hoofdpersonen niet schuwt. Verhalen die hij met humor en vooral ook zelfspot brengt. Zijn anekdotes over de religieuzen op Voorburg in Vught, die hij later liet vervangen door opgeleide verpleegkundigen, zijn zo beeldend dat ik me na twee minuten terug waan in de eindeloos lange gangen van de oudbouw op het terrein, waar ik als leerling dus Leenders’ oordeel zo vreesde.

“Weet je”, zegt Zwanikken, “toen ik voor Voorburg koos, zei mijn opleider Rümke uit Utrecht tegen mijn vrouw: ‘Daar moet hij niet heengaan, het is een derderangs gesticht’. Rümke zag het nog rooskleurig, want het was een zesderangs gesticht. Gerund door religieuzen; de broeders en zusters van Barmhartigheid. Maar met barmhartigheid kun je geen pneumonie en ook geen depressie genezen. Onze patiënten waren overgeleverd aan goedbedoelende leken. Als ze geluk hadden tenminste, want niet al die religieuzen waren zo goedbedoelend en barmhartig. En als ze dat wel waren, dan waren ze niet intelligent genoeg om te snappen hoe het werkt bij zo’n patiënt.

‘Onze patiënten waren overgeleverd aan goedbedoelende leken. Als ze geluk hadden tenminste’

Daarbij kwam nog dat ze nauwelijks kennis hadden. Dat kon je hen niet verwijten, want ze waren niet opgeleid. Deze religieuze orde had de verantwoordelijkheid voor twee aandachtsgebieden: onderwijs en zorg. De meest intelligente broeders en zusters werden in het onderwijs geplaatst, de redelijk slimme gingen naar het algemene ziekenhuis en wat overbleef, was goed genoeg voor de ‘gekken’ op Voorburg. Natuurlijk zaten er ook pareltjes bij, maar het gros was niet competent en er zaten ook echte loeders tussen.

Als je dat alles optelt bij het feit dat er in die tijd ook in de academie nog weinig aandacht was voor de chronische psychiatrie, en de kennis en kunde dus zelfs bij de professionals niet optimaal was, heb je niet veel verbeeldingskracht nodig om voor je te zien in welke situatie onze patiënten zich bevonden. Mannen en vrouwen van elkaar gescheiden – want samen was ondenkbaar in het katholieke instituut – en alle psychiatrische ziektebeelden plus de zwakzinnigen bij en door elkaar. Achter gesloten deuren natuurlijk en als ze pech hadden aan een ketting. Het was natuurlijk ook nauwelijks te doen, want vergeet niet dat de farmacotherapie nog niet bestond in de psychiatrie.

Dat was de situatie die ik aantrof bij mijn komst naar het mooie, grote doktershuis in Vught. Zodra ik als geneesheer-directeur genoeg invloed had, ben ik alles gaan doen wat in mijn vermogen lag om de chronisch psychiatrische patiënt te bevrijden en een beter leven te bieden. De kettingen gingen af, ik ruimde het grootste deel van de separeerruimten op en de deuren gingen open. Zeer tegen de zin van het bestuur van de Godshuizen. Dat riep me op het matje en vertelde me dat zij de opdracht zouden geven de veranderingen terug te draaien en de deuren weer te sluiten. ‘Dan maak ik ze vanavond eigenhandig weer open’, zei ik. En ik meende het. De problematiek van de chronische patiënt was me onder de huid gaan zitten.”

Herdershond

Zwanikken had de tijd mee en het bestuur voerde het voorgenomen besluit niet uit. Dat gaf de geneesheer-directeur de mogelijkheid meer te doen dan alleen de deuren van gesloten afdelingen te openen. Hij zocht de kwaliteitsverbetering ook en vooral in onderwijs en het opleiden van verpleegkundigen en psychiaters. Voorburg kreeg een eigen opleiding voor psychiatrisch verpleegkundigen en een A-opleiding psychiatrie, die inmiddels veertig jaar bestaat.

In de loop van de jaren bevolkten steeds meer leerling- en gediplomeerd verpleegkundigen de afdelingen en werkten daar samen met de religieuzen. Bewoners kregen een dagbesteding die iets anders inhield dan als werkslaven bezig zijn op het terrein. De in opkomst zijnde farmacotherapie hielp een handje en dat deed ook driedubbel doorgestudeerd verpleegkundige Joke Leenders, die het wél snapte en later dus verpleegkundig directeur werd. Samen met Zwanikken vormde ze in de jaren zeventig verschillende clusters op Voorburg, waardoor zwakzinnigen, dementerenden, chronisch en acuut psychiatrische patiënten niet meer door elkaar, maar bij elkaar geplaatst werden op nieuwe afdelingen. Waar op de problematiek afgestemde kennis en kunde aanwezig was en waar de religieuzen steeds meer terrein verloren als het ging om autoriteit.

Het was een proces van jaren, maar de vaart in de vooruitgang zat er goed in en toen Zwanikken in februari 1985 naar Nijmegen vertrok om er hoogleraar psychiatrie te worden, stond er een modern psychiatrisch ziekenhuis op het mooie, grote terrein in Vught. Compleet met sociëteit, nieuwe meubels, zwembad en sportfaciliteiten. Zo trof ik mijn opleidingsinstituut nauwelijks een maand later aan. En dit was de situatie waarin ik de vrouw leerde kennen die elke jarige patiënt – en het waren er zo’n 1000 – toen al een kaartje stuurde en waakte over haar verpleegkundigen en patiënten als een herdershond over vee. Warm, betrokken, gespitst op onraad en ook optredend als er iemand uit de pas liep. Joke Leenders moet lachen als ik haar beschrijf hoe ik haar als 19-jarige zag. Haar echtgenoot lacht veelbetekenend mee. Herkenning, vermoed ik.

Leenders werkte een groot deel van haar tijd in Vught onder een bestuurder die openstond voor vernieuwing. De verpleegkundige, die de wereldbevolking tot op de dag van vandaag indeelt in de categorieën ‘snapt het’ en ‘snapt het niet’, vertelt. “Deze bestuurder snapte het en vroeg me wat ik nodig had. En dat kreeg ik dan ook. Dat heeft veel betekend voor de emancipatie van zowel de verpleegkundigen als de patiënten/bewoners. De worsteling om mensen binnen te krijgen die de psychiatrie toegewijd waren, was voorbij. Voorbij was de tijd dat een religieuze zuster op voorspraak een diploma kreeg en de volgende dag hoofd van een afdeling was. Er volgden goede jaren.

‘De chronische patiënt is  tot op de dag van vandaag een tweederangs burger’

Niet dat alles perfect was hoor. Er was nog genoeg te verbeteren en daar werkten we hard aan, maar er was rust in de tent. Al bleef de chronische patiënt altijd een tweederangsburger. Tot op de dag van vandaag. En ik durf zelfs te zeggen dat het nu in een aantal opzichten slechter is geworden. De patiënten die voorheen jarenlang veilig en beschermd op de terreinen van de verschillende psychiatrische ziekenhuizen woonden, slapen nu onder een deken in het park en zwerven op straat. Verwarde personen worden ze genoemd in de media. En die worden dan opgepakt door politieagenten die niet snappen hoe ze met deze psychotische mensen moeten omgaan. Allemaal omdat de overheid vond dat we chronische patiënten zo nodig moesten integreren in de samenleving. Waar velen van hen verkommeren en psychotisch worden omdat ze het vermogen missen om adequaat voor zichzelf en bijvoorbeeld hun medicatie te zorgen. Er was niks mis met de betrokken, opgeleide verpleegkundige die zo’n patiënt voorheen met zachte drang overtuigde van het nut van medicatie of zoiets simpels als een wekelijkse douchebeurt.”

Zo boos

Over de staat van de huidige GGZ zijn Leenders en Zwanikken het eens: die is totaal uitgekleed. De beroepsgroepen die werkzaam zijn in de psychiatrie staan onder grote druk, stelt het echtpaar eensgezind. Maar ze zouden de hand ook in eigen boezem moeten steken en in opstand moeten komen tegen een overheidssysteem dat de zwaksten in de samenleving en degenen die hen verzorgen links laat liggen. De ogen van de 90-jarige Zwanikken spuwen vuur als hij erover praat. “Ik ben er zo boos over, zo boos. Het geld dat beschikbaar is voor de GGZ moet anders worden verdeeld en veel meer worden ingezet voor de chronische psychiatrie. Als je goed opgeleide en betrokken mensen wilt hebben, kost dat gewoon geld. Punt.”

Als je goed opgeleide en betrokken mensen wilt hebben, kost dat gewoon geld. Punt.”

De twee mensen, die tegenover me zitten tijdens het interview, zijn de zwakkeren nog altijd uiterst toegewijd. Zoveel is duidelijk. Voor zover het al niet duidelijk was uit hun daden, die tot op de dag van vandaag in het teken staan van Verwenzorg. Voor patiënten die al jarenlang geen bezoek meer krijgen of verkommeren buiten de poorten van een kliniek én voor de verpleegkundigen die deze groep trouw blijven en met minimale middelen blijven ondersteunen of verplegen.

Al jarenlang is Leenders de stuwende kracht achter Verwenzorg, in naam waarvan ze stad en land afloopt om sponsoren en ambassadeurs (onder wie vele bekende namen) te strikken voor uiteenlopende projecten. Van kerstpakketten tot een chique lunch in een kasteel, van een clinic van het PSV-voetbalelftal voor in de psychiatrie opgenomen kinderen tot kersen voor honderden ‘verwarde mensen’.  Ze klopt aan bij CEO’s van bedrijven, hoofdredacteuren van tijdschriften, commissarissen van de koning, filmsterren en bekende zangers en zangeressen. Goos ondersteunt waar hij kan. Nee zeggen tegen het tweetal is geen optie. Dat weet iedereen die ooit door hen benaderd is.
Op 20 juni overleed Goos Zwanikken, trouw vriend van de chronisch psychiatrische patiënt. Drie dagen eerder sleepte hij, wetend dat hij heel ziek was, nog met zakken potgrond, omdat hij de volgende dag bloemen zou planten met een groep patiënten. Maar zover kwam het niet meer. Na dat trieste bericht moet ik onmiddellijk dit interview gaan uitwerken, want Zwanikken verdient een geschreven monument. Ik pak het eerste deel van het drieluik dat hij schreef en me schonk toen ik bij ze was. Nogmaals lees ik – maar nu met andere ogen – de boodschap die hij er voor me in zette.  ‘Voor Marjan; een uitgesproken vriend van de Psychiatrie. Goos’. Ik vat het op als een te groot compliment en een niet mis te verstane opdracht én ik concludeer dat 90 jaar een mooie leeftijd is, maar dat we sommige mensen, ook als samen-
leving, eigenlijk gewoon niet kunnen missen.

Goos Zwanikken heeft zijn lichaam ter beschikking gesteld aan de medische wetenschap en is overgebracht naar VUmc in Amsterdam, waar hij werd opgeleid tot arts. In het gezelschap van familie, vrienden en zij ‘die het snappen’, werd het leven en werk van de psychiater herdacht op kasteel Maurik in Vught, waar veel van de Verwenzorg-initiatieven plaatsvinden. Het ruim 1400 pagina’s tellende drieluik Mijn gang door de psychiatrie is niet te koop en slechts in beperkte oplage beschikbaar.

 

Delen