‘Trek je eigen plan’

Vraag jij je weleens af hoe de gevestigde orde in jouw toekomstig vakgebied het vroeger heeft aangepakt? Arts en Auto Student brengt studenten en ervaren rotten bij elkaar. In deze aflevering gaat diergeneeskundestudent Kathelijn van Heusden in gesprek met Merel Langelaar, voorzitter van de beroepsorganisatie van dierenartsen.

Tekst: Martijn Reinink | Beeld Nout Steenkamp

Meler Langelaar, Kathelijn van HeusdenZelf is Merel Langelaar (50) al jaren geen praktiserend dierenarts meer. Wel heeft ze allerlei functies vervuld die met het vakgebied te maken hebben. Ze was onderzoeker en docent. Nu is ze voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD), naast haar werk als coördinerend inspecteur bij de Inspectie. Het maakt Merel tot een boeiende gesprekspartner voor Kathelijn van Heusden (22), derdejaars diergeneeskunde, want zij ziet zichzelf later ook wel buiten de dierenartsenpraktijk werken.

Kathelijn: “Verduurzaming, one health, maatschappelijke kwesties binnen de diergeneeskunde; ik vind het allemaal interessant. Onderzoek doen, lijkt me gaaf. Maar eerst wil ik wel een tijdje gewoon als dierenarts werken. Omdat het me een fantastisch vak lijkt en het zou ook zonde zijn van de aangeleerde vaardigheden als ik meteen een andere weg insla.”

Merel: “Het vak ís fantastisch. En als je in de praktijk hebt gewerkt, dan weet je ook waarvóór je onderzoek doet. Ik ben na mijn studie met mijn man, die ook dierenarts is, naar Frankrijk gegaan om er een landbouwhuisdierenpraktijk te beginnen.”

Kathelijn: “Wauw, vers uit de studie?”

Merel: “In april studeerde ik af, op diezelfde dag zijn we getrouwd. In juni openden we onze praktijk in de Ardèche. We waren jong en naïef. Na twee jaar moesten we stoppen. We verdienden er geen droge boterham, maar ik zou het zo weer doen. Ik ben duizend doden gestorven, maar het was ontzettend leerzaam. Er waren geen ervaren collega’s die ik om hulp kon vragen. Ik moest alles zelf oplossen en dat met beperkte middelen en mogelijkheden. Door zo’n buitenlandervaring leer je ook waarderen wat we in Nederland hebben, bijvoorbeeld qua veterinaire infrastructuur.”

Merel: “Ik heb niks met cv-building; ik heb altijd de dingen aangegrepen die op mijn pad kwamen”

Kathelijn: “Zou je adviseren naast de studie al onderzoek of bestuurswerk te doen, als je ambities hebt in die richting?”

Merel: “Ik heb altijd de dingen aangegrepen die op mijn pad kwamen. Ik heb niks met cv-building. Ik heb een grote weerzin tegen dat klimaat van ‘moeten presteren’. Dat studenten na hun bachelor al een jaartje rust moeten nemen, is toch van de gekke?”

Kathelijn: “Ik heb studiegenoten die in het tweede jaar al vakken skippen, omdat het ze allemaal te veel wordt. De studie zelf en de dingen ernaast; je wil alles doen en je wil alles góed doen. Het is in mijn omgeving heel normaal dat iemand tijdens een tentamenperiode meerdere breakdowns heeft of een paar uur lang niet kan stoppen met huilen.”

Merel: “Dat is natuurlijk niet normaal. Ik zeg tegen mijn kinderen op de middelbare school: een zes is genoeg.”

Kathelijn: “Met zessen was ik nooit binnengekomen bij diergeneeskunde. Het moeten presteren, begint al heel vroeg. En natuurlijk: we leggen onszelf die druk ook op. Op zondagochtend staan we om 7.45 uur in de rij voor de UB, want je móet lange dagen maken. En als ik me dan helemaal suf heb geleerd, dan wil ik verdorie een 8 en geen 5,8 halen.”

Merel: “Hoe efficiënt ben je zo’n zondag in de bieb? Leg je je telefoon weg?”

Kathelijn: “Uhm. Soms. Dat is wel een dingetje. Ik krijg elke week een melding van hoeveel uren ik op mijn telefoon heb gekeken. Dat is vaak schrikken.”

Merel: “Volgens mij moet je niet in de bieb gaan zitten omdat de rest dat doet. Jullie leggen jezelf en elkaar hoge eisen op. Laat een deel van die eisen varen. Trek je eigen plan. In plaats van hoge cijfers te halen en aan cv-building te doen, kun je je beter voorbereiden op de werksituatie. We zien hoge uitval onder jonge dierenartsen. Ze zitten thuis met een burn-out of stoppen met het werk omdat het tegenvalt.”

Kathelijn: “Het moeten presteren, begint al heel vroeg. En natuurlijk: we leggen onszelf die druk ook op”

Kathelijn: “Wat valt er zo tegen?”

Merel: “Ik heb het idee dat men een vertekend beeld heeft van de praktijk. Op de opleiding leer je discussiëren en kritisch te zijn. Maar als jonge varkensdierenarts moet je bij je eerste visite geen discussie over de varkenshouderij beginnen. Dan kun je academisch gezien gelijk hebben, maar zo werkt het in de praktijk niet. En voor mijn generatie was dierenarts zijn een way of life: je werkt meer uren dan je betaald wordt en je kunt soms je bord niet leegeten als je dienst hebt. Jouw generatie kijkt daar anders tegenaan, of niet?”

Kathelijn: “Dat verschilt, denk ik. Sommigen weten nu al dat ze later drie dagen willen werken en drie kinderen willen. Ikzelf wil later elke dag vol passie mijn beroep uitoefenen. En een gezin? Dat komt vast, maar staat niet boven aan het lijstje.”

Merel: “Het is ook niet zo dat het niet beide mogelijk is, hè? Je kunt misschien geen topdierenarts zijn én altijd langs het sportveld staan én de leukste uitdeeldingetjes voor op school maken, maar je kunt prima kinderen opvoeden en veel uren werken. Je kunt alleen niet alles maximaal doen. En dat moet je accepteren.”

Oproep

Lijkt het jou ook leuk om in gesprek te gaan met een ervaren rot uit jouw vakgebied? Mail naar redactie@artsenauto.nl o.v.v. ‘In gesprek’.

 

Delen