Tuchtklacht tegen arts misbruik van recht?
Het tuchtrecht behoort óók bescherming te bieden tegen gerechtelijke procedures die het doel hebben een ander te schaden. In een tuchtzaak tegen een tandarts wordt de klacht van een ex-patiënt daarom niet ontvankelijk geacht. Het belang van klaagster weegt niet op tegen het belang van beklaagde.
Tekst: Katrijn van Berkum en Timo van Oosterhout
et tuchtcollege moest oordelen over een klacht van een ex-patiënt tegen een tandarts. De tandarts (beklaagde) zou tijdens een zitting bij de behandeling van een eerdere tuchtklacht de klaagster hebben uitgemaakt voor uitschot. Een belangrijk gegeven is dat de voorzitter van het tuchtcollege overwoog dat er door de oud-patiënt al vele klachten tegen beklaagde waren ingediend waar vermoedelijk een collega-tandarts achter schuilging. Er was sprake van een reeds langer slepend conflict tussen de beklaagde en deze collega-tandarts. Klaagster zelf was niet ter zitting aanwezig maar wel een gemachtigde die in andere zaken optrad voor de collega-tandarts en in een andere kwestie heeft verklaard betaald te worden door die tandarts. Relevant was dat de voorzitter ook kennis had genomen van een eerdere kwestie bij het tuchtcollege waarbij het college wees op de conflicterende wijze waarop de collega-tandarts met anderen omgaat en voor lief neemt dat tandartsen tegen wie hij klachten indient daar zowel privé als professioneel onder te lijden hebben.
De voorzitter verwees naar een eerdere uitspraak van het Centraal Tuchtcollege waarin het Centraal Tuchtcollege heeft overwogen dat het medisch tuchtrecht tot doel heeft de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken en te bevorderen en de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van een zorgverlener. Het medisch tuchtrecht is echter niet bedoeld en niet geschikt voor het vellen van een oordeel over ernstig verstoorde verhoudingen tussen zorgverleners onderling. Dit is alleen anders als door die verstoorde verhoudingen risico’s ontstaan voor de kwaliteit van de patiëntenzorg, aldus het Centraal Tuchtcollege.
De voorzitter overwoog voorts dat het klachtrecht een groot goed is dat slechts in uitzonderlijke gevallen dient te worden beperkt. Hierbij nam de voorzitter in ogenschouw dat ook in het tuchtrecht echter sprake kan zijn van misbruik van recht en dat ook het tuchtrecht bescherming behoort te bieden tegen gerechtelijke procedures die uitsluitend of overwegend het oogmerk hebben een ander te schaden. In dit specifieke geval waren er aanwijzingen dat de collega-tandarts achter de klacht zat. Duidelijk was bovendien dat de tuchtklacht grote impact op beklaagde kan hebben zowel emotioneel als financieel. Het enkele feit dat de klacht is ingediend door een oud-
patiënte betekent niet dat er geen sprake kan zijn van misbruik van recht.
De voorzitter stond vervolgens voor de afweging het belang van klager te prevaleren boven het belang van de beklaagde tegen de herhaalde tuchtklachten, die zo ernstig moet worden vermoed, door een collega-tandarts op touw waren gezet. Alles afwegende kwam de voorzitter tot het oordeel dat het belang van beklaagde voorging.
De voorzitter achtte in dit geval de stroom aan klachten van ex-patiënten, die naar de praktijk van de collega-tandarts waren overgestapt, relevant. Ter zitting uitte de beklaagde daar emotioneel zijn frustratie over. Er was, zo oordeelde de voorzitter, in dit geval bovendien sprake van een ver verwijderd verband tussen de klacht over de woordkeuze van beklaagde en het door het tuchtrecht beschermde belang van de individuele gezondheidszorg dan wel de weerslag daarop. Dit alles bracht de voorzitter tot de slotsom dat in dezen het belang van klaagster niet opweegt tegen het belang van beklaagde om in rechte te worden beschermd tegen het ernstig vermoeden van misbruik van recht door een derde. Op basis daarvan acht de voorzitter de klacht niet ontvankelijk.
Deze voorzittersuitspraak is bijzonder omdat er niet zo veel uitspraken zijn over het misbruik van het tuchtrecht. Bovendien wordt een beroep op misbruik van recht zelden gegrond verklaard. De lat ligt hoog. Niet onbelangrijk is in dit geval het ver verwijderde verband met de bescherming van de individuele gezondheidszorg.
Deze voorzittersuitspraak van het Regionaal Tuchtcollege Zwolle van 11 februari jl. is gepubliceerd op de website: tuchtrecht.overheid.nl.
Senior jurist Katrijn van Berkum en advocaat Timo van Oosterhout zijn werkzaam bij stichting VvAA Rechtsbijstand