Tussen kerst en nieuw

Zondag tussen Kerst en Nieuw. Negen uur in de ochtend. Zal ik ’t erop wagen om de dienstdoende tandarts te bellen? Het moet kunnen. In een piepklein plastic zakje zit een stuk voortand. Niet normaal, zomaar eraf gesprongen. Ik lag net in bed toen het gebeurde. Kan ’t kwaad? Wat zegt internet? Een klein stukje is geen probleem. Maar wat is klein? Wanneer kan ik weer bij mijn eigen tandarts terecht? Lieve hemel, nog ruim een week wachten! Dan toch maar een beroep doen op de dienstdoende tandarts! Nee, natuurlijk niet midden in de nacht. Ik wacht keurig tot negen uur ’s ochtends.

Aardige binnenkomer: verplicht patiënten om een 0900-nummer te draaien: 20 cent per minuut met een starttarief van 4,54 cent en een maximum van 10 euro per gesprek. En natuurlijk een hele lange riedel. Maar heb ik het goed gehoord? De informatie gaat tot gisteren? Niets over vandaag! Voor de zekerheid draai ik normaals het nummer. Da’s irritant! Geen informatie over wie ik kan bellen! Snel een huis-aan-huisblad erbij gepakt. Niets te vinden. Ook beroerd voor andere patiënten. Ik bel het ziekenhuis. De portier verbindt mij door met acute hulp. Ik krijg een naam van de tandarts in Uden, bijna 30 kilometer rijden.

‘Da’s irritant! Geen informatie over wie ik kan bellen!’

Ik geef mijzelf nog één kans. Op het bandje stond ook nog een 06-nummer. Voor ‘zeer ernstige spoedgevallen die niet kunnen wachten tot de volgende dag zoals nabloedingen en tandverwondingen’. Maar het 06-nummer gold tot middernacht. Ik vind een verkeerd bandje wél een reden om te bellen. Een dame neemt af. Inderdaad, haar dienst zit erop. Tot wie ik mij vandaag moet wenden, weet zij niet. Ze zal het nagaan. Wanneer zij mij na vijf minuten terugbelt, blijf ik nog steeds in het ongewisse. Haar assistente rijdt naar de praktijk om het uit te zoeken.

Een kwartier later krijg ik een naam en een adres met het advies om voor de zekerheid over twintig minuten nogmaals het 0900-nummer te bellen. Er wordt ondertussen een nieuw bandje ingesproken. Ik volg haar advies en da’s maar goed ook: een groot mondheelkundig centrum heeft een slimme truc bedacht om bij vermeende spoedgevallen het kaf van het koren te scheiden: mensen zijn niet welkom in de centraal gelegen hoofdvestiging maar elders in een uithoek van een verre buitenwijk. Ofschoon ik aan dezelfde kant van de gemeente woon, is het toch nog een half uurtje fietsen.

Het is druk maar wachten vind ik niet erg. Een jonge vrouw komt mij halen en constateert dat er een vulling uit de tand is gesprongen. Ze heeft een Vlaamse tongval, legt uitstekend uit en is erg vriendelijk maar ik bespeur ook enige nervositeit. Plots zwaait een assistente de deur open: ‘Niets werkt meer!’ ‘Dan zullen de mensen moeten wachten tot er iemand komt,’ verzucht de tandarts die mij behandelt: ‘bij deze meneer kan het ook zonder af te zuigen.’ Nadat de scherpste randjes zijn bijgeslepen wordt er op de tand ‘een laagje dat beschermend werkt’ aangebracht. De receptioniste verontschuldigt zich dat de pinautomaat niet naar behoren werkt, net als de compressoren voor de afzuigapparatuur die zijn uitgevallen: ‘en het ergste is dat we nog niemand kunnen bereiken om ze weer aan de praat te krijgen.’

Delen