Uitspraak regionale toetsingscommies schept onduidelijkheid

Een huisarts besluit een patiënte met een euthanasieverzoek vanwege een psychische aandoening zelf te helpen, omdat de wachtlijst bij het Expertisecentrum Euthanasie (EE) daarvoor enorm lang is. Zo’n betrokkenheid waardeer ik enorm. Hij vraagt een professional met specifieke deskundigheid een oordeel te geven over of er nog behandelmogelijkheden waren. Daarna vroeg hij een SCEN-arts te beoordelen of aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Helemaal in orde dus, zou je denken. Zelfs meer dan de Wet Toetsing Levensbeëindiging op verzoek (WTL) vereist, want die vraagt alleen maar beoordeling door een onafhankelijke arts (Meestal een SCEN-arts).

Toch is het oordeel van de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE), dat er niet aan de eerste zorgvuldigheidseis is voldaan, dat de arts de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt.

Je moet een halve jurist zijn om de redenering van de RTE te volgen. Het komt erop neer, dat de richtlijn Levensbeëindiging op verzoek bij patiënten met een psychische aandoening en de euthanasiecode meer eisen stellen dan de wet. Ze baseren zich hierbij op de eerste rechterlijke uitspraak in 1996 over een euthanasie bij een psychische aandoening. Daarin wordt grote behoedzaamheid gevraagd. Ik vind dat de WTL daarin voorziet, maar de euthanasiecode en de richtlijn gaan verder. Ze vereisen naast de onafhankelijke tweede arts ook nog een second opinion van een psychiater of andere professional. Deze móet een oordeel geven over of er nog reële behandelmogelijkheden zijn en kán een oordeel geven over de wilsbekwaamheid. Als hij dat laatste niet doet dan moet de SCEN-arts psychiater zijn.

Volg je het nog? Het gaat dus verder dan de wet. Maar…in de euthanasiecode staat ook: ‘Als de richtlijn strengere eisen stelt dan de wet is voor de commissie de wet doorslaggevend.’ En dit laatste vind ik dus niet terug in het oordeel. De wet vereist, dat de RTE beoordeelt of de arts in redelijkheid tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Het antwoord daarop is volgens mij volmondig ja. De arts kende patiënt al jaren, is ook nog kaderarts GGZ, de second opinion gaf geen aanleiding eraan te twijfelen en de SCEN-arts was akkoord. Dat volgens de richtlijn de SCEN-arts psychiater had moeten zijn, betekent volgens mij niet dat de RTE kan zeggen dat de arts niet in redelijkheid tot die overtuiging kon komen.

‘Ik zou graag duidelijkheid hebben over de wettelijke consequenties van de grote behoedzaamheid uit het Chabot-arrest’

Overigens vond de RTE in 2013 nog dat de opinie van een psychiater over de wilsbekwaamheid niet standaard is vereist, maar uitsluitend als daarover gerede twijfel bestaat.

Ik twijfel niet aan de oprechte bedoelingen van de RTE, maar volgens mij klopt het juridisch niet. Nu ben ik geen jurist, maar Robert-Jan van Eenennaam is dat wel. Ik vroeg zijn mening en op LinkedIn is te lezen dat hij ook vindt dat de arts niet in gebreke is gebleven. Twee andere advocaten, die eveneens in deze materie gespecialiseerd zijn vielen hem bij. Ik hoop van harte dat de huisarts in kwestie dit leest, en mocht je hem kennen: ‘Maak hem erop attent.’* Hem is in mijn ogen geen recht gedaan. Ik verwacht dat de officier van justitie zal seponeren, maar ik zou liever het oordeel van de rechter horen. Ik kan me echter voorstellen, dat die huisarts daar geen zin in heeft. Ik zou graag duidelijkheid hebben over de wettelijke consequenties van de grote behoedzaamheid uit het Chabot-arrest. Met name voor de aspecten waar de richtlijn verder gaat dan de wet. En ook duidelijkheid of de richtlijn voor psychiaters ook geldt voor huisartsen.

Die duidelijkheid is er nu niet. Daarmee wordt het onaantrekkelijk voor huisartsen om zelf euthanasie te verlenen bij mensen met een psychische aandoening. En dát is niet in het belang van de patiënt.

* Ik hoop, dat hij contact met me opneemt menno@dwang.eu

Delen