Vaag en onduidelijk

Vaag en onduidelijk. Dat kan je zeggen over het eindverslag van de internetconsultatie over Zorg voor de toekomst. Het lijkt erop dat minister Hugo de Jong, niet voor het eerst, voor zijn beurt spreekt. Hij concludeert dat er geen nieuw stelsel moet komen, maar dat het huidige stelsel doorontwikkeld moet worden. Het is de vraag of een demissionair minister van ouderenzorg, COVID-19, WMO, PGB en Wijkverpleegkundige zorg hier iets over zou moeten zeggen. De andere minister en staatssecretaris hebben wat zorg aangaat een veel uitgebreidere portefeuille. Bovendien wordt in de aanhef van het eindverslag gemeld dat gezien zijn demissionaire status, het kabinet van oordeel is dat het nu niet opportuun is om de reacties te wegen en nu een visie neer te leggen en beleidskeuzes te maken voor de toekomstbestendigheid van de zorg. Dat is aan een volgend kabinet. En blijkbaar aan Minister de Jonge.

Over de internetconsultatie zelf: er zijn 350 schriftelijke reacties geweest, waarvan 286 openbaar te zien op internet. 20 procent van de adviezen blijft qua inhoud en afkomst achter de schermen en ook de weging daarvan blijft duister. Ook hoe de consensus die er lijkt te zijn tot stand kwam blijft onduidelijk. Hoe belangrijk is bijvoorbeeld de stem van een beroepsvereniging zoals VPHuisartsen ten opzichte van VNO-NCW  bij ‘partijen herkennen dat regels en bekostiging samenwerking en investering in de weg kunnen staan’. En als gemeld wordt ‘dat een aantal grote brancheorganisaties ongecontracteerde zorg als een belemmering ervaart’, wie zijn dan die organisaties? Is dat ZN, met 11 leden of de VvAA, met 124.000 leden? Voor de weging maakt het nogal wat uit.

‘Knappe jongen die uit de reacties op internetconsultatie Zorg voor de toekomst leest dat dit stelsel zo moet blijven’

Het valt op dat er op een aantal punten consensus lijkt te zijn: ‘Knelpunten als versnippering, gebrek aan samenwerking, onduidelijkheid over of zelfs gebrek aan taken en verantwoordelijkheden worden breed gedeeld’, of ‘bijna alle partijen zien een rol voor de Rijksoverheid om de benodigde verbetering in de zorg te ondersteunen’ en ‘moeten zorgen dat wet- en regelgeving de benodigde samenwerking niet in de weg staat’. Iedereen ziet dus scherp wat er mis is en vraagt de overheid om aanpassing van wet- en regelgeving. Knappe jongen die hieruit leest dat dit stelsel zo moet blijven. 

‘Een aantal partijen wijst erop dat een stelselwijziging veel tijd en inzet zou kosten waaraan niet gewerkt kan worden aan verbetering in de zorg’. Die redenering is onbegrijpelijk. Verbetering van de zorg is iets wat inherent is aan het werk van zorgprofessionals en gebeurt dagelijks. Bij vernieuwing en werkplezier onderschrijven de meeste partijen ‘het beter benutten van de ervaringsdeskundigheid van de patiënten en de constatering dat de zorgprofessionals de sleutel tot verandering zijn’. Maar de veranderingen in het stelsel is iets wat door de Rijksoverheid gestuurd moet worden. De constatering dat er geen ideaal stelsel bestaat en dat de groei van de zorgkosten stelsel onafhankelijk is verraadt 2 zaken: de werkelijke reden van deze hele nota is zorgkostenbeheersing, en we hebben een minister die niet meer gelooft in idealen en alvast de handdoek in de ring gooit.

Delen