Vaker euthanasie: goed of slecht?

Uit de brief van Minister Schippers d.d. 29 september 2014 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal: “In 2013 hebben de (Regionale Toetsings)commissies 4829 meldingen van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding ontvangen. Dit is een stijging van 15 procent ten opzichte van 2012. In vijf gevallen kwamen de commissies tot de conclusie dat de arts niet aan alle zorgvuldigheidseisen had voldaan.”

Het 84 pagina’s tellende Jaarverslag 2013 van de Regionale Toetsingscommissies is een uitermate zorgvuldig samengesteld, helder document dat alle vertrouwen wekt. In ongeveer 99,9% van het totaal aantal meldingen kwamen de commissies tot de conclusie dat aan alle zorgvuldigheidseisen was voldaan. Ook uit vorige jaarrapporten bleek dat Nederlandse artsen in dit kader zeer zorgvuldig te werk gaan. In 2012 bepleitte de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) dan ook afschaffing van de toetsing van euthanasie. Bij elke casus spelen immers al drie artsen een rol: de SCEN-arts die een tweede opinie geeft, de uitvoerend arts en de lijkschouwer.

Jaarverslag2013-p08Kunnen we nu geruststellend onze ogen sluiten voor de praktijk rond euthanasie en hulp bij zelfdoding? Op de afbeelding hiernaast (van pagina 8 van het hierboven vermelde jaarverslag) wordt het ‘totaal aantal meldingen euthanasie en hulp bij zelfdoding’ over de periode van 2009 tot 2013 grafisch weergegeven. Er lijkt duidelijk sprake van een structurele stijging van het aantal meldingen. De Regionale Toetsingscomissies hebben de wettelijke taak om te registreren en te toetsen. In het Jaarverslag 2013 treft men dan ook geen verklaringen voor deze trend, laat staan oordelen. Elsevier wijt deze stijging aan het toenemende aantal kankerpatiënten, de vergrijzingsgolf met hierbij behorende ouderdomsziekten zoals dementie en de berichtgeving in de media over onder meer de ‘Levenseindekliniek’. Het lijken speculaties. Een deugdelijke wetenschappelijke onderbouwde verklaring voor de gesignaleerde trend ontbreekt.

Hoe moeten wij verder deze structurele ontwikkeling zien ten opzichte van palliatieve sedatie? Een jaar geleden meldde het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) dat in de periode tussen 2005 en 2011 palliatieve sedatie in de huisartsenpraktijk niet was toegenomen. Dit was tegen mijn verwachting: toen de huisarts van mijn moeder in 2012 de optie van euthanasie ter sprake bracht, was dat voor haar aanleiding om kort voor haar sterfbed van huisarts te veranderen. Zeker voor ouderen kan euthanasie nog een zeer gevoelig onderwerp zijn. Palliatieve sedatie lijkt mij beter bespreekbaar.

Voor de Regionale Toetsingscommissies is elke patiënt(e) een casus op papier. In het Jaarrapport 2013 staan twintig van dergelijke casussen. De pretenties van een ‘objectieve verslaglegging’ worden vaak overschat. Patiënten herkennen zich soms niet in hetgeen de specialist over hen bericht aan de huisarts; de rode lijn in een specialistenbrief strookt dan niet met de beleving van de patiënt. Tussen een gebeuren en een verslag hiervan ligt altijd een spanningsveld.

In de praktijk is euthanasie/hulp bij zelfdoding geen casus, maar een verhaal en eigenlijk twee verhalen: het ‘deels zichtbare’ verhaal van de patiënt en het ‘minder zichtbare’ of ‘onzichtbare’ verhaal van de dokter. De chemie van het samenspel van deze twee verhalen tegen het decor van het levenseinde laat zich niet gemakkelijk verwoorden. In een verslag voor een toetsingscommissie kan dan ook volgens mij nooit volledig recht worden gedaan aan de praktijk. In hoeveel brieven die ik als huisarts schreef aan ongeacht wie of welke instantie heb ik mij niet laten leiden door de noodzaak om mijn betoog af te stemmen op de wensen van degene(n) tot wie ik mij richtte.

De eerste zorgvuldigheidseis houdt in dat de arts de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt. Ook het verhaal van de patiënt is slechts ‘deels zichtbaar’ en in dit kader kan ik dus louter over mijzelf schrijven. Als huisarts hebben zowel de ontwikkelingen rond euthanasie als de uitvoering hiervan mij slapeloze nachten gekost omdat ik hiervoor terugschrok, maar als patiënt opteer ik voor euthanasie en kan ik steeds beter mensen die hiervoor ook opteren begrijpen. Wrange ervaringen rond het sterfbed van patiënten spelen hierbij zeker een rol. Wanneer doodgaan minder bedreigend was, was de hele discussie rond euthanasie en palliatieve zorg echter overbodig geweest.

Ik wil mijn echtgenote en drukbezette kinderen niet belasten met de ingrijpende en aangrijpende zorg voor een stervende. Omdat beide ouders werken, worden kinderen nog voor hun geboorte aangemeld bij de kinderopvang. Kan dan wel van die jonge ouders worden verwacht dat zij voor hun oude ouder(s) zorgen? Mijn ervaringen met de thuiszorg bij familieleden zijn al wisselend, maar de huidige ontwikkelingen geven niet meer hoop dat het beter zal worden. Zal een goede, professionele zorg überhaupt betaalbaar zijn? Wanneer ik dan ook vrijwillig en weloverwogen om euthanasie vraag, impliceert dat niet dat de omstandigheden waarin ik verkeer – dus los van mijn medische situatie – geen rol spelen; die omstandigheden zullen juist heel bepalend zijn.

Euthanasie-Schretlen

klik op afbeelding voor de ansichtkaarten (pdf)

Uitgaand van de gerapporteerde cijfers over euthanasie en hulp bij zelfdoding en gegeven de veranderingen in de zorgsector zal het mij niet verbazen wanneer euthanasie ooit de norm wordt. Ik verwacht ook dat zorgverzekeraars hierop gaan inspelen, want euthanasie voorkomt immers de kosten van verdere zorg. Hoe reëel zijn deze speculaties? Ik durf er nauwelijks over te schrijven maar als beeldend kunstenaar heb ik deze wel geuit in ansichten die deel uitmaken van een recent project met als naam ‘Laagvliegers’*. Dat beeld is verontrustend.

* Deze serie in een oplage van 50 exemplaren is niet verkrijgbaar.

Delen