Valse start

Soms gaan dingen ineens heel snel. Zoals nu, de laatste vijf, zes weken van 2015, voordat het nieuwe zorgverzekeringsjaar begint. Patiëntenfederatie NPCF raadt iedereen aan om voor 2016 géén budgetpolis te nemen. Dit naar aanleiding van een rapport, eind november, over de zorgverzekeringsmarkt, opgesteld door diezelfde NZa die afgelopen week opnieuw naar buiten trad met een kritisch onderzoek naar verzekeraars. Opmerkelijk, omdat NPCF noch NZa bekend staat als vooringenomen-kritisch over zorgverzekeraars. Maar nu laten ze onomwonden weten: de verstrekking van informatie aan polishouders schiet te kort; de contractering van zorgaanbieders verloopt te traag; verzekerden weten niet waar ze aan toe zijn als het gaat om wat nou wel of niet vergoed wordt.

Minstens zo’n krachtig signaal, hoewel meer indirect, geven verzekeraars zelf. Sinds per 19 november alle nieuwe polisvarianten en premies voor 2016 vastliggen, zijn de jaarlijkse wervingscampagnes weer losgebarsten. Wat hierin vooral opvalt, is het prominent schermen met polissen waarbij je ‘bij elke zorgaanbieder van uw keuze terecht kunt’. Ook dit laat zien: er is een nieuwe situatie. ‘Vrije artsenkeuze’ is niet langer meer de inzet van een zorgpolitieke controverse, maar geldt intussen (weer) als een ongekwalificeerde verworvenheid. Ook voor zorgverzekeraars zelf, als handzaam speerpunt voor concurrentievoordeel: kom bij ons, dan krijgt u overal alles vergoed.

Je kunt dit opportunisme noemen, een doorzichtig volte-face. Vorig najaar was immers de idee nog: wij zorgverzekeraars zoeken selectief uit welke aanbieders het beste presteren, en onze polishouders kunnen hiervan profiteren via budget- en naturapolissen waarmee je premie bespaart en kwaliteit van zorg wint. En dan nú ineens klanten winnen met precies het tegenovergestelde verhaal…

Maar je kunt dit ook realisme noemen, en flexibel aanpassen aan een onverbiddelijke realiteit: de strijd om aanpassing van artikel 13 is nu eenmaal verloren. En was, kan je vaststellen met wat wijsheid achteraf, ook gedóemd tot mislukken. Niet alleen in de politiek, waar net die paar ‘dissidente’ Eerste Kamerleden van de PvdA eind vorig jaar de doorslag gaven. Maar ook en vooral in de arena van de burgeropinie.

Het sleutelwoord is hier ‘vertrouwen’ – in de zin van: ‘gebrek aan’. Zorgverzekeraars kunnen nog zo oprecht hun best doen om het beste voor hun polishouders in de wacht te slepen, de perceptie zal altijd anders zijn. In de beleving van de doorsnee burger zijn ze in de eerste plaats die grote, anonieme, machtige en rijke clubs waar je heel erg veel geld aan moet betalen, iedere maand weer opnieuw, wettelijk verplicht dus zonder dat je hier zelf iets over te zeggen hebt. En waarmee je verder vooral contact hebt, tot voorspelbaar groot chagrijn, als je nog weer eens éxtra moet betalen, omdat iets niet wordt vergoed of vanwege het eigen risico.

Vanuit oogpunt van public relations en imago, zijn zorgverzekeraars hierdoor opgezadeld met een mission impossible. Waarbij ‘vertrouwen’ en goodwill wel het allerláátste is waar ze op mogen rekenen, zeker als het gaat om een mandaat voor zoiets belangrijks en gevoeligs als ‘voor de patiënt selecteren’ van specifieke zorgaanbieders. Dus helemaal los van wie hier nou gelijk had: het relatieve gemak waarmee tegenstanders van die artikel 13-wijziging een toch al permanent smeulend wantrouwen richting verzekeraars konden mobiliseren, maakte het op voorhand onvermijdelijk dat zij het waren die gelijk kregen.

Dus einde verhaal, en terugkeer naar de status quo ante? Dat is niet waarschijnlijk. De beweging richting selectieve zorginkoop is niet de wereld uit. Tenzij er een complete stelselrevolutie komt, wat niet zal gebeuren; zolang niet iedereen SP gaat stemmen, zullen overheid en verzekeraars ermee doorgaan. Waarbij intussen wel flink leergeld is betaald, en flink wat gezichtsverlies geleden. Maar waardoor ook verbeterd tactisch inzicht is verworven. Eén fout zal niet meer worden herhaald: het succes van selectief zorg inkopen afhankelijk maken van de vrijwillige medewerking van individuele verzekerden, in de hoop dat voldoende van hen voor een budget- of naturapolis kiezen. Er zijn immers ook andere instrumenten denkbaar, die intussen ook al zichtbaar zijn, buiten het scharnier van de individueel verzekerde om. Waarbij het concept van vrije artsenkeuze verder buiten schot blijft, en juist weer ‘vrij valt’ voor gebruik in positief getoonzette verkoopboodschappen van verzekeraars zoals we die nu al dagelijks horen en zien.

Kostenbeheersing is een issue dat het komend decennium alleen nog maar urgenter wordt. En de roep om meer kwaliteit, en om meer transparantie van kwaliteit, hoort bij een tijdgeest die door niemand meer terug in de fles geduwd kan worden. Tegelijk is het zo dat individuele burgers, polishouders en patiënten zelf de kennis en de ‘countervailing power’ missen die soms nodig kan zijn, ook in de spreek- of behandelkamer, voor een positie van gelijkwaardigheid. Hierdoor zal er permanent een voedingsbodem en stimulans blijven voor inmenging door ‘derde partijen’, zoals overheid, zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties, in de interactie tussen vragers en aanbieders van zorg.

Je kunt van mening verschillen over de vraag of dit soort inmenging wenselijk is. En over de vraag of die achterliggende doelstellingen, waarop in elk geval in theorie niet veel valt af te dingen, in de praktijk überhaupt wel realiseerbaar zijn. Maar voor de realiteit maakt dit weinig verschil. Want ook in dít geval is die onverbiddelijk: het conflict om artikel 13 was geen eenmalig en geïsoleerd incident, maar een valse start. Van een project met een eigen, autonoom momentum, dat zich niet laat annuleren.

Delen