Van medische autoriteiten naar autoritaire geneeskunde
Bij een verhoogde bloeddruk moet ik altijd aan een onsje (of meer) dropjes per dag denken. Dat is het regelrechte gevolg van hersenspoeling. De boosdoener is in dit geval de hoogleraar die interne geneeskunde doceerde: de naam ben ik vergeten, maar zijn boodschap is in mijn kop vastgeroest: denk bij verhoogde bloeddruk aan overmatig dropgebruik. Drop-hypertensie was zijn stokpaardje.
Zo zitten er in mijn brein heel wat roestplekken met kennis die er door vaak nogal autoritaire professors is ingehamerd. De impact hiervan op mijn medisch handelen was misschien wel even groot als de les van missers: een gemiste heupfractuur, een dodelijk hartinfarct dat zich presenteerde als maagklachten, een volledig aan mijn aandacht ontsnapt geval van coeliakie etc. deden protocollen als obligate wegwijzers verbleken; mijn belangrijkste taak was immers om herhaling te voorkomen.
Reguliere geneeskunde gaat prat op het feit dat zij – voor zover mogelijk – is gefundeerd op medische wetenschap. Wetenschap vereist een setting waarin altijd plaats is voor twijfel. Nog sterker: twijfel vormt de voedingsbodem voor wetenschappelijke vooruitgang. Wetenschappers dienen daarom gegronde twijfel serieus te nemen. De grootste vijand van wetenschapsbeoefening is een taboe op twijfel. Overdracht van kennis op basis van autoriteit is heel effectief maar tegelijk ook desastreus omdat twijfel níet wordt geduld.
De grootste vijand van wetenschapsbeoefening is een taboe op twijfel
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw werd in het medisch onderwijs de kennisoverdracht op basis van autoriteit vervangen door het vergaren van wetenschappelijke kennis, waarbij de studenten werd aangeleerd om altijd kritisch te blijven over de langs deze weg verworven kennis. Hieruit is ‘Evidence-Based Medicine’ voortgekomen.
Ook de standaarden van het Nederlands Huisartsen Genootschap zijn hierop gebaseerd. Deze standaarden zijn echter de oude autoriteiten gaan vervangen. Kritiek werd niet gepruimd. Wanneer ik op een bijscholing of via een ingezonden brief naar het tijdschrift Huisarts & Wetenschap kritisch commentaar leverde, werd dat vrijwel altijd in de ban gedaan. Ook binnen mijn waarneemgroep was het not done om twijfel te uiten over een standaard. Medische autoriteiten hadden plaatsgemaakt voor autoritaire geneeskunde, dat geen tegenspraak duldt.
Helemaal los van de inhoud van de huidige ‘discussie’ over het wel of niet laten vaccineren van kinderen lijkt het dat de basis voor een wetenschappelijk debat – recht op twijfel – ontbreekt. Toen arts-epidemioloog Dick Bijl in 2011 de werkzaamheid van de jaarlijkse griepprik ter discussie stelde, werd hij door collegae – naar later bleek ten onrechte – verketterd. Het ‘debat’ of wat hiervoor doorging werd gekleurd door onredelijkheid, gebrek aan respect en mogelijk ook andere belangen. In zijn recente boek Het pillenprobleem toont Bijl overigens overtuigend aan dat in Nederland op veel medische gebieden van rationele farmacotherapie totaal geen sprake is.
Het medisch bedrijf is een kameleon die de kleur aanneemt van onze samenleving en in deze samenleving is vrijheid van meningsuiting een wassen neus wanneer bij voorbaat het respect voor de mening van een ander ontbreekt. Tegenover ‘trending topics’ die de media in een ijzeren greep houden, staan onderwerpen waarop een taboe is komen te rusten. Voor het debat over het vaccineren van kinderen geldt hetzelfde. Het liefst zou men de tegenstanders de tong uitsnijden in plaats van met een gesprek aangaan.