Van trauma tot troost

Façade, bekeken vanaf de buiten- en binnenkant van de kathedraal:
De dubbele bronzen deur in de façade van de kathedraal.
Details uit de bronzen deuren

De neogotische kathedraal van Lille – ‘Notre-Dame de la Treille’ -, waarvan de bouw pas in de tweede helft van de negentiende eeuw startte, is vergeleken met Franse kathedralen uit de middeleeuwen bepaald niet moeders mooiste, maar wel dusdanig interessant dat een bezoek meer dan de moeite waard is.

De curieuze, licht-doorlatende spitsboogvormige voorgevel van marmeren platen – ontworpen door Pierre Louis Carlier (1943) en Peter Rice (1935-1992, wiens naam ook is verbonden aan het Sydney Opera House, het Centre Pompidou en de Piramide van het Louvre) – vormde het sluitstuk van de werkzaamheden voordat de kerk in 1999 werd voltooid.

De loodrechte façade imponeert door zijn hoogte van dertig meter dusdanig dat de, toch ook nog altijd vijf meter hoge, dubbele bronzen deur in het midden bijna in het niet valt. Deze is ontworpen door Georges Jeanclos (1933-1997) en hierin verwerkte hij circa dertig mysterieuze beeldjes van mensfiguren. Sterk vermagerd door kanker werkte de kunstenaar hier tot pal voor zijn dood aan door.

Wie ooit dit of ander werk – van brons of onbeschilderd keramiek – van deze beeldhouwer heeft gezien, vergeet het nooit meer en zal zijn oeuvre dan ook direct herkennen. Doorgaans gaat het om één of twee, sterk op elkaar gelijkende mensen van ongeacht welke leeftijd of geslacht, omwikkeld door doeken. Het meest opvallend is echter dat de ogen gesloten zijn. De vaak liggende houding wekt de indruk dat het om slapende mensen gaat. Een groot aantal beelden kreeg ook de naam ‘Les dormeurs’ (de slapenden).

De échte achternaam van de kunstenaar – Jeankelowitsch – verraadt zijn Joodse wortels. Levenslang kampte hij met de gevolgen van traumatische ervaringen uit zijn jeugd. Het gezin ontkwam aan vervolging door het bos in te vluchten en leefde geruime tijd in grote angst. Een neef werd op gruwelijke wijze vermoord. Vaak stond hij oog in oog met de dood. Veel later, in 1956 werd ook nog eens zijn broer Gérard gedood tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog (1954-1962).

Ervaringen kunnen zo gruwelijk zijn dan mensen deze – voor zover mogelijk – proberen te negeren en er liever over zwijgen. Wellicht worden deze ervaringen ook wel het zwijgen opgelegd door alle aandacht te richten op werk en andere activiteiten. Een volledig gevuld leven lijkt immers een remedie om existentiële problemen te ontvluchten. Georges Jeanclos creëerde een soort droomwereld waarop lijden geen vat meer kan krijgen. Mogelijk was dat zijn manier om lijden te compenseren en misschien zelfs te overstijgen. In 1985 werd werk van Georges Jeanclos ook gebruikt voor de ingang van een andere kerk, namelijk de Saint-Ayoui in het Franse stadje Provins. Ook hiervoor geldt dat zijn beeldhouwwerk zich aan de andere kant van de kerk bevindt dan het altaar. Zoals Georges Jeanclos met zijn oeuvre zijn eigen gestigmatiseerde leven toch nog dragelijk wilde maken, lijkt het alsof hij mensen met datzelfde werk troost wil bieden. Ongeacht of men gelovig is of niet: de ingang van een kerk is hiervoor natuurlijk een schitterende plek. Om deze troost te ervaren hoef je zelfs niet eens naar binnen te lopen!

Delen