‘Verpleegkundige mag de lead nemen’

interview / hoogleraar Verplegingswetenschap Monique van Dijk

Verpleegkundig onderzoek, een positiever beeld van het vak én assertieve verpleegkundigen. Daar wil Monique van Dijk, oud-verpleegkundige, aan bijdragen in haar nieuwe functie als hoogleraar Verplegingswetenschap bij het Erasmus MC.

Als onderzoeker of docent had ze hier nu vast niet gezeten voor een interview. Met die opmerking reageert Monique van Dijk (58) gevat op de vraag of er iets veranderd is sinds haar benoeming tot hoogleraar. Dan, serieus: “Ik merk dat ik anders bejegend word. Bij een subsidieaanvraag bijvoorbeeld, maar ook als ik mensen in de gang tegenkom.” Haar oratie Lof der Verpleegkunst houdt ze pas in april volgend jaar, maar sinds 1 juni is Van Dijk de eerste hoogleraar Verplegingswetenschap bij het Erasmus MC. Het zat er al wel een paar jaar aan te komen, vertelt ze. “Men heeft lang geworsteld met de vraag onder welke afdeling het zou moeten vallen. Het is interne geneeskunde geworden. In de meeste andere umc’s hebben ze al wel een hoogleraar Verplegingswetenschap, maar dat ik de eerste ben bij het Erasmus MC, dat heel onderzoeksminded is, maakt me wel trots.”

In haar nieuwe functie wil Van Dijk het verpleegkundig onderzoek (nog) meer op de kaart zetten. “Niet elke verpleegkundige kan en hoeft onderzoek te doen”, benadrukt ze. “Al vind ik wel dat elke verpleegkundige de wetenschappelijke literatuur moet volgen. In mijn ogen zou het ideaal zijn als op elke afdeling een verpleegkundige werkt die onderzoek als speerpunt heeft. Die continu op de hoogte is van nieuwe onderzoeksresultaten en protocollen en die de collega’s daarover informeert.”

‘Niet elke verpleegkundige hoeft onderzoek te doen’

Als senior-onderzoeker en universitair hoofddocent is Van Dijk er de afgelopen jaren in het Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis in geslaagd om, samen met verpleegkundigen en medisch managers, het verpleegkundig onderzoek een boost te geven. “We bieden verpleegkundigen de kans om aan wetenschappelijk onderzoek te ruiken door ze naar internationale congressen te laten gaan. Dat kan als zij een abstract insturen. Maar er zijn er ook die promotieonderzoek doen, die na hun verpleegkundeopleiding verplegingswetenschappen of psychologie gaan studeren.”

Waar de hoogleraar het meest enthousiast over is, zijn de gezamenlijke onderzoeksgroepen in het Sophia. “Die bestaan uit artsen, farmacologen, psychologen én verpleegkundigen. Al die expertises samen, dat versterkt elkaar enorm. In het Erasmus MC gebeurt dat hier en daar ook al wel, maar ik hoop dat we dat in de toekomst nog meer voor elkaar weten te krijgen.” Dat het een kluif zal worden, weet Van Dijk. “Nog steeds zie ik dat artsen en verpleegkundigen eilandjes vormen. Sommige artsen hebben niet zo veel fiducie in verpleegkundig onderzoek. Die moeten we overtuigen en gelukkig lukt dat steeds vaker. Wat het soms wel lastig maakt, is de houding van verpleegkundigen: die hebben de neiging om zich snel uit het veld te laten slaan.”

Verschil in zelfvertrouwen

Van Dijk begeleidt zowel verpleegkundigen als studenten geneeskunde bij hun onderzoek en ze ervaart een groot verschil in zelfvertrouwen tussen die twee groepen. “Verpleegkundigen zijn doorgaans onzeker over hun eigen kunnen. Die komen binnen en het eerste wat ze zeggen is: ‘Ik weet niks van statistiek en ik ben slecht in Engels.’ Gechargeerd hoor, maar geneeskundestudenten, die ook nog niet zo veel weten, zullen dat nooit zeggen. Zij accepteren dat ze nog niet over bepaalde vaardigheden beschikken.”

Verpleegkundigen moeten de schroom van zich afgooien, stelt Van Dijk. “Als een arts kritiek heeft op een beoogd onderzoek, schrikken verpleegkundigen terug. Maar wanneer je als verpleegkundige overtuigd bent van je gelijk, dan mag je dat laten horen. Niet agressief, maar gezond assertief. Verpleegkundigen zijn bescheiden en niet gewend om de lead te nemen. Maar je mag best het voortouw nemen.”

‘Verpleegkundigen zijn bescheiden en niet gewend om de lead te nemen’

Toen Van Dijk zelf in de jaren tachtig als verpleegkundige begon, was ze ook niet assertief. Laat staan dat ze het voortouw nam. “In die jaren was het veel meer dan nu: mond houden en je werk doen.” Het was de tijd dat de hoofdzuster de scepter zwaaide. In een eerder nummer van Arts en Auto was daar een nostalgisch betoog over te lezen. De kop luidde: Mag de hoofdzuster terug? “Nee”, klinkt het stellig uit de mond van de hoogleraar. “We moeten echt niet terug naar die tijd.” Ze ziet de hoofdzuster nog langslopen om te controleren of de handdoekjes voor de professor wel recht hangen. “Als er één scheef hing, kreeg je op je kop. Om nog maar te zwijgen over de kwaliteit van zorg. Ik weet nog dat ik als beginnend verpleegkundige ’s nachts om 3.00 uur een patiënt moest wassen. ‘Dan slaapt hij zo lekker.’ Op zo’n moment dacht ik wel: waar is de bewijslast? Maar tegen de hoofdzuster ging je niet in.”

De afgelopen decennia heeft Van Dijk het vak een enorme ontwikkeling zien doormaken. “Er zijn veel onzinnige, tijdrovende handelingen geschrapt. Het evidence based-werken is tegenwoordig een van de pijlers van het verpleegkundig werk en de sociale context van patiënten is veel belangrijker geworden.”

De ontwikkeling van het vak strookt alleen niet met het imago. “Men associeert het helaas nog steeds met patiënten wassen en bedden opmaken”, merkt Van Dijk, die hoopt dat ze als hoogleraar ook een bijdrage kan leveren aan een positiever beeld van de verpleegkunde. “We moeten in de lekenpers voor het voetlicht brengen wat het vak werkelijk inhoudt.

‘Ik merk het bij de studenten geneeskunde: families zijn apetrots, ‘we hebben een arts in de familie’. Als je verpleegkunde gaat doen, kijkt niemand daarvan op.’

Over artsen zijn tal van documentaires gemaakt, maar ik kan me niet herinneren dat ik recent een documentaire over verpleegkundigen heb gezien. Het verschil in aanzien tussen die beroepen is enorm. Je hangt een stethoscoop om je nek, trekt een witte jas aan en mensen kijken anders naar je. Ik merk het bij de studenten geneeskunde: families zijn apetrots, ‘we hebben een arts in de familie’. Als je verpleegkunde gaat doen, kijkt niemand daarvan op.”

Dat verschil heeft Van Dijk zelf ook ervaren toen zij zich na het atheneum aanmeldde voor verpleegkunde. “Mijn broer en zus gingen studeren. Dat ik voor verpleegkunde koos, vond men maar apart.” Die keuze maakte ze omdat het patiëntencontact haar trok. “In de verpleging heb je meer en langer contact met een patiënt dan een dokter heeft.”

Als een vis in het water

Van Dijk deed de verpleegkundige inservice-opleidingen A en B (psychiatrie). “Dat betekende dat je na drie maanden vooropleiding in het diepe werd gegooid. Maar daardoor wist je wel snel of het wat voor je was. Ik kwam terecht op de afdeling traumatologie in het Dijkzigt ziekenhuis in Rotterdam. Ik voelde me er als een vis in het water en wist: dit is het!” Later werkte ze als verpleegkundige onder meer in de psychiatrie en in de wijk. Met name aan dat laatste bewaart ze goede herinneringen. “De wijk was fantastisch. Dat je te gast bent bij patiënten thuis, geeft het vak een andere dimensie. Bovendien was het werk gevarieerd, ik maakte de mooiste en gekste dingen mee.”

Hoeveel ze daar ook van genoot, ze miste op een goed moment de uitdaging. Die vond ze in een studie psychologie in Leiden, met Methoden & Technieken als afstudeerrichting. Ze ontdekte haar passie voor onderzoek en promoveerde op het onderwerp Pain unheard? Postoperative pain assessment in neonates and infants. Nog steeds is pijnmeting bij jonge kinderen een van haar onderzoekslijnen.

In de loop der jaren is de verpleegkundige, pijnexpert en psycholoog uitgegroeid tot een hardcore onderzoeker. Maar wel een die zegt: data en cijfers zijn niet altijd heilig. “Door te observeren kun je ook veel te weten komen. Zo doen we bijvoorbeeld al jaren onderzoek naar het meten van pijn bij baby’s en tot nu toe moeten we het echt hebben van het observeren van het gedrag voor en na de pijnbestrijding. Allerlei fysiologische maten zijn de revue gepasseerd; er wordt gestreefd naar een objectieve gouden standaard. Dat streven is terecht, maar in pijnbeleving bestaan grote, individuele verschillen, zelfs al op jonge leeftijd. Evidence based-werken is nodig, maar we moeten er niet in doorslaan.”

Evidence based-werken is nodig, maar we moeten er niet in doorslaan

Ze illustreert het met een voorbeeld uit het Red Cross War Memorial Children’s Hospital in Kaapstad, waar ze in 2005 voor het eerst naartoe ging om onderzoek te doen. Sindsdien gaan er elk jaar twee tot vier studenten geneeskunde heen voor onderzoek – Van Dijk helpt ze allemaal ter plaatse op weg. In 2007 leert ze in Kaapstad een vrouw kennen die kinderen met brandwonden met speciale oliën masseert. “Per jaar worden er 1300 kinderen met brandwonden opgenomen in dat ziekenhuis”, schetst ze de situatie. “We hebben samen onderzoek gedaan om anderen te overtuigen van het nut van massage. Dat is gelukt. Inmiddels wordt het werk van de vrouw al jaren erkend. Als men zich op de ic geen raad weet met verbrande kinderen, dan bellen ze haar. Je kunt je afvragen of zo’n onderzoek nodig is. Als je ziet hoe die kinderen, die veel pijn hebben waartegen niets helpt, door een massage ontspannen, dan is dat toch genoeg bewijs?”

Anti-klagen

Van Dijk beschouwt haar tijd in Zuid-Afrika als bijzonder waardevol. De eerste keer dat ze er verbleef, was in de ergste hiv- en aidsperiode. “Ik heb vreselijke dingen gezien. Het is cliché, maar je leert daardoor echt relativeren. En je leert roeien met de riemen die je hebt. Want het is, zacht uitgedrukt, allemaal niet zo georganiseerd als bij ons.” Dat was twaalf jaar geleden niet het geval en dat is nog steeds niet zo. Ook de studenten die Van Dijk begeleidt, lopen daar tegenaan. “Gisteren heb ik nog geskypet met een student in Kaapstad. Zij wilde voor haar onderzoek formulieren printen, maar dat mocht niet. Kostte te veel geld. Zoiets is in Nederland natuurlijk geen issue. Als hier iets niet werkt, dan bel je iemand en dan wordt het meteen geregeld. Door een tijd in Kaapstad door te brengen, word je heel erg anti-klagen.” Van Dijk hoopt dat ze in haar nieuwe functie als hoogleraar Verplegingswetenschap jaarlijks naar Zuid-Afrika kan blijven gaan om studenten te helpen hun onderzoek op te starten.

Ook dicht bij huis breekt er trouwens een ‘interessante onderzoeksperiode’ aan. In mei 2018 gaat het Erasmus MC verhuizen. Om de kans op infecties te verkleinen en de rust en privacy van patiënten te bevorderen, gaat het ziekenhuis over op 100 procent eenpersoonskamers. Van Dijk: “Welke invloed zal dat hebben op patiënten en op het werk van professionals? Wat loopt goed en wat niet? In een Brits ziekenhuis, waar ze dezelfde stap hebben gezet, bleek dat een op de vier patiënten zich geïsoleerd voelde en dat het aantal valincidenten toenam. Maar daar zijn ze van zalen met dertig patiënten naar eenpersoonskamers gegaan; het is dus zeker niet gezegd dat het hier ook zal gebeuren. Maar de verhuizing biedt wel uitgelezen kansen om onderzoek te doen. Oók voor verpleegkundigen.”

Curriculum Vitae

Monique van Dijk (1958) geboren in Rotterdam

  • 1978-1981 inserviceopleiding A-verpleegkundige, Dijkzigt ziekenhuis Rotterdam
  • 1982-1984 opleiding B-verpleegkundige (psychiatrie), Dijkzigt ziekenhuis, Rotterdam
  • 1987-1993 psychologie, afstudeerrichting Methoden & Technieken, Universiteit Leiden
  • 2001 doctoraat, Erasmus MC
  • 2011-2017 universitair hoofddocent, Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis
  • 2013-heden Honorary Associate Professor, University of Cape Town
  • 2017-heden hoogleraar Verplegingswetenschap, Erasmus MC, Rotterdam

Delen