Villa Koningslaan – deel 4

Vorige keer:
Noël herstelt van de verwondingen door de aanrijding. De Friezin Else de Mérode treedt in dienst als praktijkassistente. Daniëls hobby ‘schilderijen verzamelen’ krijgt meer vorm. Het dienstmeisje Rina maakt bekend dat ze zwanger is.

De onbekende brandkast

November 2021
Tandarts Michiel Heuvels zit ingespannen op zijn laptop zijn administratie te checken. Daardoor merkt hij niet direct dat zijn smartphone op tafel ligt te trillen. Michiel – donkere krullen, klein baardje en een bril – kijkt of hij even niet precies weet wat er gebeurt. Dan pakt hij bijna gedachteloos zijn mobieltje. Er verschijnt een naam in beeld.

‘Nicole’, zegt hij loom.
‘Hé Michiel, stoor ik?’ Zijn zus klinkt gehaast.
‘Nauwelijks’, antwoordt hij terwijl hij naar zijn laptopscherm blijft turen.
‘Luister’, gaat Nicole verder, ‘ik ben as we speak in de villa. In de schilderijenkamer om precies te zijn. En waar sta ik nu naast, denk je? Gewoon raden.’
‘Geen idee, een onontdekte Rembrandt? Opa Noël had weinig verstand van schilderkunst, en papa al helemaal niet, dus het zou zomaar kunnen… Maar hé, ik dacht dat jij in quarantaine moest, omdat je corona had?’
‘Klopt. Hád, ja. Ik mag allang weer uit isolatie. Maar over die schilderijenkamer. Ik sta hier dus naast een safe.’
‘Een safe?’
‘Ja, een levensgrote safe!’
‘Je bedoelt safe, als in… brandkast?’
‘Ja, hij staat hier achter een deur in een grote nis. Het is eigenlijk meer een gangetje, aan de Vondelparkkant van de kamer. Dicht natuurlijk, ik ken de code niet. Maar had jij die wel eens gezien, die safe?’
‘Nee, never. Maar we mochten als kinderen ook bijna nooit in die kamer, dat weet je. Dus nee, ik heb daar nooit een safe gezien.’

‘Wat zou erin zitten? Juwelen, geld, kunst?’
‘Kan allemaal. Misschien staat er iets over een safe in opa’s testament. Zou de notaris het weten?’
‘Weet ik niet. Ik dacht, jij bent mijn oudere broer, misschien weet je meer dan ik.’
‘Nope.’
‘En je weet ook niets van een code? Ergens? In een schrift of een notitieblok?’
‘Ik wist niks van een safe, dus laat staan van een code.’
‘Goed, weet je wat? Ik neem contact op met notaris Verheijen. Kijken of hij er iets van weet.’
‘Het komt vanzelf wel aan de orde bij het testament.’
‘Nee, ik wil het nu weten, Michiel.’
‘Oké, ik hoor het wel. Doei.’

Hij drukt haar weg en tuurt verder op het laptopscherm.

‘Ik ben in de schilderijenkamer. En waar sta ik nu naast, denk je?’

Juni 1927
‘Ik ben in positie’, zei Rina en even had Daniël gedacht dat ze zijn kind bij zich droeg, in een flits had hij gedacht dat hij de heimelijke vader was. Dat was natuurlijk ontegenzeggelijk absurd. Hij had haar nooit met een vinger aangeraakt. 

‘In verwachting!?’ vroeg Geertruida. Haar stem leek over te slaan. Rina knikte schuldbewust.

‘Mag ik vragen wie de vader is?’
‘Arie Smit, mijn vriend’, antwoordde Rina op fluistertoon. ‘We gaan trouwen. Hij heeft goed werk als metselaar. Hij werkt in het nieuwe tuindorp in de Watergraafsmeer.’
‘Maar daar gebruiken ze beton’, zei Daniël. 
Geertruida wendde haar blik in zijn richting. Hij haalde de schouders op. ‘Een experiment’, zei hij alsof hij zich ervoor verontschuldigde.
‘Ja meneer’, ging Rina verder, ‘maar ook veel bakstenen. In ieder geval heeft hij nog voor jaren werk.’

‘En waar gaan jullie wonen?’
‘Bij mijn ouders, totdat we zelf een huisje kunnen huren.’ Ze begon weer zacht te snotteren. ‘Maar dat betekent wel dat ik ontslag moet nemen.’
‘Dat geeft niet’, suste Geertruida. ‘Het is volkomen begrijpelijk nu. Wees blij, het is een nieuwe fase in je leven. Wanneer is de bruiloft?’

De bruiloft was na twee weken en werd eenvoudig gevierd. De Heuvelsen schonken een delicaat porseleinen theeservies, dat ze hadden aangeschaft bij Grand Bazar Français in de Reguliersbreestraat. Ze plaatsten een advertentie in het Algemeen Handelsblad en namen een nieuw meisje aan: Sientje, een onverschrokken Amsterdamse met het hart op de tong. 

‘Goedemorgen, dokter’, zei assistente Else de Mérode bijna flemend toen Daniël op een ochtend de praktijk binnenkwam. ‘Ik heb wat extra verbandmiddelen besteld. Er was veel te weinig.’
‘Dat is goed, Else.’
‘Je zult er maar om verlegen zitten. Een achterneef van mijn buurvrouw heeft in de loopgraven gevochten. Hij is een arm én een been kwijtgeraakt. Kilo’s verbandmiddelen zijn er doorheen gegaan.’
‘Ja, maar dat was in de oorlog, Else…’
‘Ja, precies. Je moet overal op voorbereid zijn, toch?’

Onwillekeurig moest hij denken aan het nieuwe pianoconcert van Maurice Ravel dat hij onlangs in het Concertgebouw had gehoord. Ravel had het gecomponeerd voor een pianist die in de Grote Oorlog zijn linkerarm was kwijtgeraakt. Het stuk had hem geëmotioneerd vanwege het heroïsche karakter van de muziek, vertolkt door slechts één hand.

‘Ik heb al elf patiënten voor het spreekuur,’ ging Else verder, ‘en wat er daarna nog bijkomt natuurlijk.’

Ze zweeg en de stilte die erdoor ontstond werd abrupt doorbroken door het geblaf van een hond. Het leek vanaf de gang naast de praktijk te komen.

‘Nemen patiënten tegenwoordig hun honden ook al mee?’ zei Daniël. 
‘Het komt uit de woning.’
Daniel luisterde scherper. ‘Uit de woning?’

Hij stond op en liep via de tussengang naar de hal. Het geblaf werd steeds pregnanter. 

‘Kom!’ hoorde hij roepen. ‘Kom dan! Ja, braaf. Je bent braaf.’ Het was de brekende stem van de puberende Noël. De jongen knielde neer bij een donkere, bijna zwarte hond die eruitzag als een labrador retriever. Het dier blafte weer en likte Noël in zijn oor en over zijn neus. De jongen grinnikte.

‘Noël!’ riep Daniël. ‘Wat heeft dit te betekenen? Van wie is die hond?’ De hond kwam kwispelend op hem af en sprong bij wijze van begroeting tegen hem op.
‘Hij vindt je nu al aardig, pap.’
‘Ja ja, alles goed en wel, maar…’
‘Dit is Hector, een zeldzame kruising tussen een Duitse herder en een
Koningspoedel.’
‘Bijzonder. En wat wil je nu?’
‘Hij is van de buren van Wally. Ze hebben hem jaren gehad, maar nu willen ze hem wegdoen omdat ze kleiner gaan wonen. Dus ik dacht, waarom nemen wij hem niet?’

Noël had vaker gevraagd of hij een hond mocht en Daniël had het altijd weten tegen te houden. Maar nu werd hij ermee overvallen.
‘Als niemand hem wil, moet-ie worden afgemaakt. En dat is wreed, pap. Zo’n mooi, lief dier.’

De hond sprong weer tegen Daniël op en likte zijn wang.
‘Het kan niet, Noël,’ sprak hij gedecideerd. 
‘Ach pap, waarom nou niet?’
‘Ik ben huisarts. Ik kan me geen dieren permitteren. Wat zullen de patiënten wel niet zeggen, met zo’n vies dier in huis.’
‘Hector is niet vies.’
‘Als we nou op een boerderij woonden, op het platteland, dan was het nog tot daaraantoe. Hier in de stad is het een ander verhaal. Het is al erg genoeg dat je konijnen hebt. Ik heb je dit al vaker gezegd, Noël. Zo’n beest moet uitgelaten worden, anders gaat hij zwerven.’
‘Maar we hebben een levensgroot park naast ons huis.’

Daniël luisterde niet. ‘Er zijn al zwerfhonden genoeg’, ging hij verder, ‘soms is het gewoon een plaag. En dan zouden wij een huishond moeten nemen?’

De hond leek de stemming aan te voelen, hij jankte zachtjes en ging in een hoek van de gang liggen. 

‘Nou, ouwe jongen, je hoort het.’ Noël aaide de hond over zijn kop. ‘Je bent hier niet welkom. Hector had zijn kop op zijn voorpoten gelegd en liet zijn ogen van links naar rechts schieten.

‘Er zit niks anders op’, ging Noël verder. ‘Je moet worden afgemaakt.’

Volgende maand:
Daniël komt in contact met een Antwerpse commissionair die hem een bijzonder verzoek doet. Noël maakt kenbaar welk beroep hij wil gaan uitoefenen.

artsenauto.nl/feuilleton

Auteur Adri van Beelen is verpleegkundige (niet-praktiserend), (freelance) journalist, programmamaker en auteur van de volgende boeken: In vrije val (2008), Celeste (2012), Verborgen (2013), De vrouwenverzamelaar (2015), De familie Duinen (2017), Het zieke vliegtuig (2019)

Delen