Villa Koningslaan – deel 8

Eerder:
In het heden gaan Michiel, Nicole en tante Diana op onderzoek in de villa bij de kluis. In 1939
ontmoet Noël de verpleegster Marah in de binnenstad van Utrecht en nodigt hij haar uit om ergens koffie te drinken.

Honderd jaar geheim

Amsterdam januari 2022

‘Ik heb lange tijd gedacht heb dat er lijken in lagen’, zegt tante Diana, alsof de aanblik van de kluis haar gedachten op scherp heeft gezet. ‘Ik moest altijd denken aan het verhaal van die Franse meubelmaker uit de jaren dertig die zich voordeed als een rijke weduwnaar en met allerlei zielige weduwen afsprak. Ze reisden per trein af naar een huis in Compains in de Auvergne. Daar wurgde hij zijn slachtoffers en sneed hen in stukken. Sommige delen verbrandde hij. De resten verpakte hij in kranten en oud textiel en verborg deze als een soort trofeeën in een grote brandkast. Zo heeft hij zes vrouwen vermoord en weggewerkt.’

Nicole huivert. ‘Hu, wat macaber… Heeft u dat weleens aan opa verteld?’
‘Aan opa Daniël? Nee nooit. Dat durfde ik niet. Maar later heeft hij me gezegd wat er wel in de kluis zat.’
‘Wat dan?’ vraagt Michiel.’
‘Schilderijen. Heel dure schilderijen, té duur om op te hangen. En toen opa dood was, liet mijn vader het allemaal maar zo. Die schilderijen interesseerden hem geen moer. Hij had het te druk met zijn dierenartsenpraktijk.’

‘We willen de kluis openen’, zegt Nicole.
‘Ja ja, en jullie willen van mij de code. Nou, dan moet ik jullie teleurstellen, die heb ik niet. En ik zou eerlijk gezegd niet weten waar je die kunt vinden. Opa Daniël heeft hem ergens verstopt want de kluis moest honderd jaar dicht blijven, zei hij altijd.’

‘Tot 2034’, zegt Nicole.
Tante Diana kijkt op.
‘Weet u misschien waarom dat jaar?’
‘Geen idee.’
‘Wacht eens’, zegt Michiel plotseling. ‘Zei u honderd jaar? Dan heeft het misschien te maken met iets wat in 1934 gebeurde. Wat was de precieze datum ook alweer?’
‘10 april 1934’, antwoordt Nicole.
‘Zegt die datum u iets, tante?’

Diana tuurt met samengeknepen ogen voor zich uit, alsof ze het antwoord ergens in de lucht wil lezen.
‘Nee, niet zo gauw’, zegt ze. ’10 april 1934? Nee, het spijt me.’

‘Opa heeft de code ergens verstopt; de kluis moest honderd jaar dicht blijven’

Utrecht, december 1939

‘Een achterachternichtje van me was actrice in Frankrijk’, vertelde Marah bij Heck’s Lunchroom op de hoek Potterstraat en Oudegracht. ‘Sarah Bernhardt, familie van mijn moeders kant. Héél beroemd. Dat wilde ik natuurlijk ook worden; actrice. Maar toen las ik het boek Zuster Clara van Anna Reynvaan en wist ik meteen dat verpleegster mijn roeping was.’

Noël knikte. Hij kon zijn ogen niet van haar afhouden, haar volle lippen, haar neus, haar bruine ogen.

‘Ach’, zei ze, ‘ik praat te veel hè? Ik flap er altijd van alles uit. Tegen dieren hoef je niet zo veel te praten, toch? Wil jij arts worden voor huisdieren of voor koeien of zo?’
‘Huisdieren, denk ik.’
‘Gebroken kanariepootjes repareren?’
Ze lachten.

‘Zeg, weet je dat we beiden uit Amsterdam komen?’ zei ze plots op andere toon. ‘Jij komt van Zuid en ik van Uilenburg.’
‘Vlakbij het Waterlooplein?’
‘Ja, daar ben ik opgegroeid.’

In de daaropvolgende maanden spraken Noël en Marah vaker af. Marah kwam uit een joods gezin met zes kinderen. Haar vader was diamantslijper geweest bij Boas aan de Nieuwe Uilenburgerstraat, een van de grootste diamantslijperijen van Europa. Daarna werkte hij bij slijperij Asscher. Het gezin woonde op de Jodenbreestraat pal tegenover het Anatomisch Fysiologisch Laboratorium. Noël kwam bij het gezin Zeelander over de vloer en Marah was op haar beurt regelmatig te gast in de villa aan de Koningslaan.

In april 1940 hadden Daniël en Geertruida eters. Het waren Daniëls neef Wijnand Biedema, huisarts te Zutphen, en zijn vrouw Ans.
‘Wordt het niet eens tijd voor een nieuwe auto, Daniël?’ vroeg Wijnand terwijl hij een slok wijn nam. ‘Het is uitermate belangrijk om op tijd bij een patiënt te zijn.’ Hij keek Daniël afwachtend aan.

‘Hoor jij wat ik hoor?’ fluisterde in de slaapkamer op de eerste etage Noël tegen Marah. De frisse, gesteven lakens schuurden hun vel.
‘Ja, ze zitten te eten en bespreken allerlei dingen’, zei Marah zacht. ‘Als ze maar niet naar boven komen.’
‘Ach welnee. Die hebben het te druk met praten en eten.’ Hij streelde haar wang.

‘Wordt het niet eens tijd voor een nieuwe auto, Daniël?’

‘Een auto kost veel geld’, zei Daniël beneden. ‘Ik kan het wel betalen, maar als ik schade en reparaties heb, tikt dat behoorlijk aan. Herken je dat, of heb je daar in de Achterhoek geen last van?’
‘Natuurlijk wel’, antwoordde Wijnand. ‘Daarom is zo’n vijftien jaar geleden die speciale verzekering opgericht. Daar heb je toch wel van gehoord?’
‘Ja, vaag’, antwoordde Daniël. ‘Ik heb me er nooit zo in verdiept. Hoe zit dat dan?’
‘Nou, een huisarts, een tandarts en een dierenarts hebben jaren geleden hun krachten gebundeld en onderling de verzekering van artsen-automobilisten opgericht.’
‘O ja, natuurlijk. En ze hebben tegenwoordig een eigen blad, Arts & Auto, geloof ik.’
‘Wil je nog wat Brussels lof, Wijnand?’ vroeg Geertruida.
‘Graag’, antwoordde de neef. ‘En doe er dan nog wat van die heerlijke stoofpeertjes bij, alsjeblieft.’

Boven kuste Noël Marah in haar nek. Daarna liet hij zijn tong langs haar oorschelp glijden alsof hij aan een langverwacht ijsje begon. Ze giechelde. ‘Het is zot’, zei ze, ‘terwijl je ouders met familie zitten te eten, liggen wij hier in bed.’
‘O, ze zijn heel ruimdenkend hoor. Bovendien weten ze volgens mij wel dat ik uiteindelijk alleen met jou wil trouwen.’

Geertruida schepte op. ‘Ik denk dat Daniël zo’n verzekering wel kan gebruiken’, zei ze. ‘Hij rijdt soms zo roekeloos door de stad. Laatst werd hij nog bekeurd omdat hij op het Rokin bijna een agent van de sokken reed.’
Wijnand keek verrast op.
‘Ja’, zei Daniël, ‘maar het wordt ook steeds drukker in de stad. Wil je nog op tijd bij een patiënt zijn, dan moet je tegenwoordig weleens risico’s nemen.’
‘Nooit risico’s nemen’, zei Wijnand. ‘Zo kijken we tegenwoordig ook naar de medische wetenschap. Als we vroeger patiënten opereerden, dan werd de nasleep aan het lot overgelaten of aan God. Met een zekere berusting zeiden we: de operatie is gedaan, en nu maar afwachten. Maar tegenwoordig geven we een patiënt ook na de operatie intensieve zorg om zo snel mogelijk te herstellen, zonder restverschijnselen, zonder wondkoorts, trombose of embolie.’
‘Je hebt gelijk’, zei Daniël. ‘De nabehandeling van veel geopereerden is tegenwoordig bijna even belangrijk als de operatie zelf.’
Geertruida grinnikte. ‘Het is knap hoe jullie uiteindelijk toch altijd weer uitkomen bij de kern van het vak.’
‘Los daarvan’, zei Wijnand ‘zou ik het noodlot niet durven tarten door roekeloos op het Rokin te gaan rijden.’

Daniël ging verzitten en staarde naar Wijnands vestzak alsof daar iets in zat wat hij graag wilde hebben. ‘Over noodlot gesproken’, zei hij opeens ernstig. ‘Denk je dat we gevaar lopen als Nederland?’
‘Daar vraag je me wat’, antwoordde Wijnand. ‘Ik moet zeggen dat ik optimistischer ben dan vorig jaar september. Heus. Maar aan de andere kant vertrouw ik Herr Hitler voor geen Pfennig.’

Boven fluisterde Marah iets onverstaanbaars in Noëls oor. Hij grimaste dat haar woorden hem ontgingen. ‘Ik houd van je’, zei hij zacht. Zijn vingertoppen gleden over haar dijen. Daarna boog hij zich over haar heen. Marah zuchtte en zocht zijn mond. Beneden boog Ans zich naar Geertruida: ‘Lieverd, mag ik het recept van deze overheerlijke stoofperen?’

Volgende maand:
De oorlog maakt het moeilijk voor Marah en Noël.

artsenauto.nl/feuilleton

Auteur Adri van Beelen is verpleegkundige (niet-praktiserend), (freelance) journalist, programmamaker en auteur van de volgende boeken: In vrije val (2008), Celeste (2012), Verborgen (2013), De vrouwenverzamelaar (2015), De familie Duinen (2017), Het zieke vliegtuig (2019)

Delen