Voorbereid zijn op alle scenario’s

111640-01Algemeen militair arts Iris Westrik (29) voer afgelopen zomer op het marinefregat Zr. Ms. Van Amstel, dat tijdens search and rescue-operaties honderden vluchtelingen in veiligheid bracht. “Hoe zou het ze nu vergaan? Ik word verdrietig als ik daaraan denk.”

Tekst: Martijn Reinink | Beeld: De Beeldredaktie/Jacob van Essen

Ik heb twee broertjes, maar als kind was ik de stoerste van de drie. Toen ik mijn ouders aan het einde van mijn opleiding geneeskunde vertelde dat ik militair arts wilde worden, zeiden ze: ‘Doen! Dat past bij je.’ Medisch specialisten die ik erover vertelde, vonden het zonde. Carrièretechnisch niet verstandig. Maar ik geloof dat als je iets heel graag wil, je er wel komt. Bovendien zijn er militaire artsen die later nog internist, anesthesioloog of huisarts worden.

In 2012 ben ik begonnen aan de opleiding tot militair arts. Mijn eerste twee trips, in 2014 en 2015, waren anti-piraterijoperaties. Normaal gaan beginnend artsen niet mee op zo’n uitzending, maar ik wilde graag. Zag het als een uitdaging. We patrouilleerden in risicogebieden, onder Jemen en langs de kust van Somalië, en we begeleidden schepen van het World Food Programme. Kapingen hebben we niet meegemaakt, maar als jonge scheepsarts heb ik wel andere, spannende momenten beleefd.

Ik heb bijvoorbeeld een bemanningslid met acute buikklachten begeleid naar Djibouti, Oost-Afrika. Op zo’n moment moet je als arts weten welke faciliteiten er in dat land zijn. Je moet de situatie aan land en aan boord op elkaar afstemmen en een afweging maken: koers wijzigen naar de haven of een helikopter inzetten? In dit geval koos ik voor de heli en vloog ik mee om de patiënt over te dragen aan een Frans militair hospitaal daar.

Zo’n situatie is hectisch, maar niet zo hectisch als de vaarperiode van afgelopen zomer: ik heb een maand op de Zr. Ms. Van Amstel gevaren voor Frontex, het agentschap dat de Europese buitengrenzen bewaakt. Het fregat werd ingezet om rond Italië de illegale migratiestromen vanuit Noord-Afrika naar Europa in kaart te brengen en search and rescue-taken uit te voeren.

In aanloop naar die trip heb ik verschillende cursussen gevolgd. Je moet voorbereid zijn op alle scenario’s. Achteraf ben ik heel blij dat ik een korte stage kindergeneeskunde heb gedaan en heb meegelopen met een verloskundige.

Ik was nog maar net aan boord toen de mariniers bijna 200 migranten, onder wie veel kinderen, van een gammel bootje haalden. Ze zaten al een week op zee. Sommigen hadden uitputtings- en uitdrogingsverschijnselen, wondjes en infectieziekten. De volgende dag kwamen er nog eens bijna 250 migranten bij. Daar zat een hoogzwangere vrouw tussen. Toen ik gealarmeerd werd, had ze om de 10 minuten een wee. Wat waren de opties? Een helikopter was niet beschikbaar. Met een kleine boot naar de haven was een paar uur varen, bovendien waren er hoge golven. Dus er bleef maar één optie over.

Ik zag de waardering en de emoties in haar ogen; het afscheid was heel intens

Stel dat het misgaat, dan krijg je van alles over je heen, maar daar hebben we maar heel kort bij stilgestaan. Als medisch team – drie verpleegkundigen, de vaste scheepsarts en ik – hadden we één ding voor ogen: moeder en kind moeten het halen. De vrouw kwam uit Eritrea. Ze sprak geen Engels. Het was haar eerste kindje. Ze wist niet wat ze moest doen. Wij probeerden rust uit te stralen en deden voor wat ze moest doen.

De baby had een slechte start. Ze was fragiel. In dat overvolle vluchtelingenbootje had ze het niet gehaald. Nu gelukkig wel. Ze heet Gelila, wat ‘from the ocean’ betekent.

Ik bel niet vaak naar huis, maar na die bevalling heb ik wel even met mijn moeder en een vriendin gebeld. Ik moest mijn verhaal kwijt.

De volgende ochtend, in de haven, kwamen mensen van Frontex aan boord. Ze wilden Gelila aanpakken, maar ik wilde haar graag zelf aan land brengen en op die manier afscheid nemen. Ik gaf het kindje aan haar moeder. Ze was zo trots. Ik zag de waardering en de emotie in haar ogen; het afscheid was heel intens.

Ik denk nog regelmatig aan hen. Ook aan een ander meisje, dat drie dagen bij ons aan boord heeft gezeten met haar moeder. Die vrouw was 32 weken zwanger. Ze had geen man en geen spullen. Haar dochtertje van 1,5 jaar had een uitpuilend oog. Daar zat waarschijnlijk een tumor achter. Hoe zou het ze nu vergaan? Ik word verdrietig als ik daaraan denk.

Veel collega’s aan boord zijn vrienden geworden

Het is fijn om na zo’n heftige trip weer thuis te zijn. Maar ik mis dan wel, zoals tijdens elk verlof, de hechtheid van de groep. Aan boord heb je altijd mensen om je heen. Je deelt alles met elkaar, lief en leed, zelfs de hut. Privacy bestaat niet. Dat is weleens lastig. Maar je wordt daardoor wel heel close. Veel collega’s aan boord zijn vrienden geworden.

De afgelopen drie jaar ben ik veel op zee geweest. Soms is het zwaar, vermoeiend. De ervaringen volgen elkaar zo snel op dat ik dingen vergeet. Maar het varen blijft meer trekken dan dat het me vermoeit. Ik voel me goed aan boord. Het werk is een deel van mezelf geworden.

Nu ga ik namens de marine voor een opleiding tot vliegerarts zeven maanden naar Pensacola, Florida. Daarna werk ik sowieso nog twee jaar voor defensie. En dan zie ik wel verder. Ooit wil ik graag een gezin en dan is zo veel reizen lastig. Maar op dit moment past dit leven bij mij.

Delen