Voornaam

Twee weken geleden smakte ik door gladheid op het beton, waarbij een minuscuul stukje bot in mijn  rechter pols los ketste. Klein leed, maar pijnlijk was het wel. “Tien dagen immobiliseren en kom dan maar terug”, zei de arts-assistent. Gisteren ging ik terug naar de gipskamer, waar de dienstdoende arts het eindoordeel velde: “Langzaam belasten, maar terugkomen als het weer pijn gaat doen.”

Het viel me op dat hij me een hand gaf met de woorden: “Dag, dokter B.”. De arts-assistent had zich voorgesteld met haar voor- en achternaam, zonder toevoeging. Tijd om de dokter te vragen waarom hij het nodig vond om zijn titel te noemen, kreeg ik niet. Hij was meteen weer weg.

Teruglopend naar de hoofdingang van het ziekenhuis vroeg ik mij af hoe mensen zouden reageren als ik mij bij een interview voorstelde met: “Goedemorgen, journalist Van Wijck”. De vakkenvuller in Albert Heijn die ik vraag waar de tapenade staat, stelt zich helemaal niet voor. Ik zou het ook vreemd vinden als hij zijn hand uitstak met de woorden: “Goedemorgen, vakkenvuller Piekema. Loopt u maar mee, dan wijs ik het u even.”

De reden waarom ik het gebruik van het woord dokter opmerkelijk vind, is dat het afstand schept. Het wekt de suggestie van: “Ik heb ervoor doorgeleerd, vertrouw me maar.” Nu heeft hij er natuurlijk ook voor doorgeleerd, maar in een tijd van shared decision making, waarin de patiënt een partner moet worden in zijn behandelprogramma, is die afstand niet het meest voor de hand liggende uitgangspunt.

Bij mijn fiets aanbeland vroeg ik me af: zou die arts-assistent zich nu ook gaan voorstellen als dokter als ze het straks eenmaal echt is? Of zou die dokter horen dat zij het anders doet en denken: “Hé, zo kan het ook”?

Delen