Vrouwen

Wie zijn er nou beter: vrouwen of mannen? Een vraag die misschien klinkt als bedacht door iemand die de leukste wil zijn, of solliciteert naar een optreden bij Voetbal Inside. Maar het is hier wel degelijk serieus bedoeld. Niet hoogdravend of gewichtig, maar gewoon down to earth in de zin van: met wie kan je nou beter te maken hebben, in de dagelijkse praktijk van het echte leven – met mannen, of met vrouwen?

Een deel van het antwoord vinden we in het domein van de politiek. Zoals in de Verenigde Staten, waar nu 65 procent van alle vrouwen zo fatsoenlijk en verstandig is om te vinden dat Donald Trump ongeschikt is voor het presidentschap, tegen maar 49 procent van alle mannen. Of neem het Brexit-referendum in het Verenigd Koninkrijk, waarbij in 2016 een meerderheid van alle vrouwelijke stemmers voor ‘remain’ koos en een meerderheid van mannen voor ‘leave’. Eigenlijk is alleen dit al bijna voldoende om te kunnen zeggen: vrouwen zijn dus beter – I rest my case. Maar er is in het leven nog meer dan politiek alleen.

Zoals bijvoorbeeld de gezondheidszorg. Een van de verhalen die ik afgelopen tijd in internationale media heb langs zien komen over ‘mannen en vrouwen in de zorg’, ging over de prestaties van vrouwelijke chirurgen. Die zouden gemiddeld beter zijn dan die van mannelijke collega’s. Tegelijk blijkt, leert een andere bron, dat áls je als vrouwelijke chirurg een fout maakt, je hiervoor zwaarder wordt gestraft dan een mannelijke collega in precies hetzelfde geval. Achterstelling van vrouwelijke artsen zien we ook als het gaat om loopbaankansen in de zorg. En o ja: dat er tot nu in de zorg nog geen #MeToo-golf is losgekomen, wil niet zeggen dat dit ook zo blijft.

Maar bij de vraag of vrouwen ‘betere mensen’ zijn dan mannen, zijn criteria van achterstelling en slachtofferschap wel belangrijk maar niet doorslaggevend. Wat vooral telt, zijn eigenschappen in het domein van iemands ‘karakter’. Maar ook dan blijkt: vrouwen zijn beter.

Tenminste, als de uitkomsten kloppen van een recent Brits onderzoek dat de resultaten analyseert van 64 studies onder artsen. Hiervan is de conclusie dat vrouwelijke artsen beter zijn in empathie dan mannelijke artsen, en dat dit hen waarschijnlijk ook betere vakmensen maakt. ‘Unfriendly doctors are less likely to get enough information from patients to make the right diagnoses, or prescribe the right treatments.’

Maar ook in andere professies dan alleen de medische zie je dit patroon aan het werk. In elk geval in de Verenigde Staten is het aandeel van vrouwen in hoogbetaalde ‘cognitieve’ beroepen in het algemeen, dus in beroepen waarin het aankomt op ‘brain power’, de afgelopen decennia serieus gestegen. Een mogelijke oorzaak van deze verschuiving, concludeert opnieuw een recent onderzoek, is dat je voor dit soort banen ‘goede sociale vaardigheden’ moet hebben. Waarbij wetenschappelijk is aangetoond dat ‘women have on average stronger skills in empathy, communication, emotion recognition and verbal expression, and corporate America is valuing those qualities all the more’.

Dat laatste gedeelte heb ik speciaal cursief gemaakt, omdat we hier zien dat in elk geval werkgevers er niet langer van hoeven te worden overtuigd dat je met vrouwen beter af bent. Natuurlijk gaat het hier om gemiddelden: er zijn ook een heleboel mannen die helemaal oké zijn, qua empathie, qua politiek fatsoen, qua alles dat er in het leven toe doet. Net zoals er ook best vrouwen zijn met wie je liever niet te maken hebt. Maar gemiddelden zijn belangrijk, en de wet van grote getallen liegt niet. Dus áls we echt een keuze moeten maken, en alle overige variabelen hetzelfde lijken, in geval dus van ceteris paribus: when in doubt, kies voor een vrouw.

Delen