Vuist op tafel

“Iedereen is het eens over het belang van preventie en uitkomstgerichte zorg, maar er verandert al vijftien jaar niks.” Laten we wel wezen, je kunt bestuursvoorzitter Marian Kaljouw van de Nederlandse Zorgautoriteit geen ongelijk geven met deze opmerking. De roep om meer aandacht voor preventie is al jaren onverminderd groot. En sturing van het zorgaanbod (door de zorgverzekeraars) op basis van prijs én kwaliteit was het uitgangspunt van het huidige stelsel. Alleen voelden de zorgaanbieders er in 2006 weinig voor om inzage te bieden in hun geleverde kwaliteit, zodat uitkomstgerichte zorg lang een black box bleef.

Zo zijn de afgelopen jaren wel meer dingen niet tot stand gekomen. Het beteugelen van de zorgkosten bijvoorbeeld. Hierop ‘schuld van de marktwerking’ roepen is veel te simpel, want de stijging van de zorgkosten is goeddeels stelselonafhankelijk. Het probleem is niet het stelsel, maar dat veel te veel ruimte wordt gelaten om knopen níet door te hakken. Vandaar dus nu die roep van Kaljouw om doorzettingsmacht. Niet bij de politiek, stelt ze, met als argument dat dit zou leiden tot een Engels model van staatssturing. Het risico van management op basis van incidentpolitiek ligt misschien meer voor de hand, maar haar argument snijdt wel hout.

‘Het probleem is niet het stelsel, maar veel te veel ruimte om knopen níet door te hakken’

Kaljouw verwijst ook naar passende zorg. Die hoort – goed beschreven, inclusief de organisatie die erbij hoort – in het verzekerde pakket, stelt ze. Hierbij laat ze impliciet dat zorg die hier niet aan voldoet dus niet in dat pakket hoort, maar dat is wel de logische gevolgtrekking. En een die ze ook niet per se expliciet hoeft te maken, want dat doet Zorginstituut Nederland immers al. Tijd voor actie.

Delen