Waanzin van concurrentiebeding in gezondheidszorg

Je zou toch denken dat nu wel voor iedereen duidelijk is, na de enorme COVID-19 crisis die we hebben doorgemaakt, hoe belangrijk samenwerking is tussen de verschillende zorginstellingen en ziekenhuizen. Onze minister van VWS Ernst Kuipers wijst in interviews op het belang van samenwerking tussen ziekenhuizen. Via een faux pas wilde hij zelfs ‘samenwerking’ afdwingen met gedwongen overnames van een enkele categorie patiënten, die met COVID-19. Onze minister is ongetwijfeld een groot voorstander van lerende organisaties. Maar helaas hebben zijn voorgangers en zijn partijgenoten dat niet zo lang geleden ernstig bemoeilijkt. Immers, concurrentie was het sleutelwoord en zou de zorg goedkoper én beter maken. Zorg wordt daarbij als een product gezien, zeg maar net zoiets als een auto.

Ik neem u mee naar het gedrocht en de onbegrijpelijke onzin waarmee ziekenhuizen te maken hebben. Het gaat bepaald niet goed mét en ín de ziekenhuizen in Nederland. Zo slecht dat ontwikkelingshulp geboden wordt vanuit onze oosterburen en paradoxaal genoeg vacaturestops in onze ziekenhuizen worden afgekondigd, vacaturestops tevens voor zorgpersoneel nota bene.

De ziekenhuizen kampen met ernstige achterblijvende ‘productie’ (en dus inkomsten). Zo wordt dat in hun jargon genoemd. Daarmee bedoelen zij dat de wachtlijsten oplopen, veel levensplezier en arbeidsplezier verloren gaat bij mensen die hulp nodig hebben, en patiënten gewoon niet geholpen kunnen worden, met alle consequenties van dien.

‘Het gaat bepaald niet goed mét en ín de ziekenhuizen in Nederland’

Nodeloos te zeggen dat we ook niets te verwachten hebben in termen van oplossingen van de zorgverzekeraars, ofschoon zij juist een wettelijk vastgelegde zorgplicht hebben en claimen dat zij de zorg kwalitatief goed en toegankelijk houden. Claims en braafpraterij die niet in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. Ik schreef al eerder (2019) dat we verplicht een forse premie betalen voor een verzekering die niet levert waarvoor we betalen en dat is anno 2022 alleen maar erger geworden.

Terug naar de ziekenhuizen, want je zou toch zeggen dat ze van elkaar kunnen leren en elkaar kunnen helpen? Je zou ook hopen dat raden van bestuur zich afvragen waarom hun ziekenhuis slechter (of beter) presteert dan de buren. Er zijn namelijk ziekenhuizen die een beetje onderpresteren en ziekenhuizen die onderaan bungelen met een enorme, in managementtermen, ‘onderproductie’.

Een organisatie als de NFU, de club van de academische ziekenhuizen, zou toch gewoon kunnen kijken welk academisch ziekenhuis het beste blijft presteren en welk ziekenhuis niet? Waar draaien de operatiekamers op volledige capaciteit omdat zij wél genoeg personeel hebben weten aan te trekken en te behouden? Waarom vertrekken meer personeelsleden van het ene ziekenhuis dan van het andere?

We kunnen niet alles gemakshalve toeschrijven aan COVID-19, hoe aantrekkelijk dat argument ook moge zijn voor falende bestuurders. Dan kunnen de bestuurders en alle betrokkenen vervolgens bij elkaar in de keuken kijken, elkaar bevragen en van elkaar leren en ook voor raden van toezicht zou dit belangrijke informatie moeten zijn. Waarom gebeurt dit niet? Het antwoord is niet te bevatten, maar: het mág niet. Het mag niet van de mededingingswet.

‘Collectieve intelligentie wordt niet gebruikt en samenwerking wordt wettelijk geblokkeerd’

Nu zijn de academische ziekenhuizen inventief, net als commerciële bedrijven die hier graag aan verdienen, en dus vroegen de academische ziekenhuizen aan een extern bedrijf om een rangordelijstje over ‘de productie’ te maken van de academische ziekenhuizen. Die ziekenhuizen verzamelden zelf de gegevens, die de zorgverzekeraars ook krijgen overigens, en leverden deze gegevens aan dat commerciële bedrijf. Dat bedrijf verwerkte dat daarna voor een leuk bedrag tot een rapport en een diapresentatie.

Vervolgens kreeg ieder academisch ziekenhuis een rapport waarin bijvoorbeeld staat dat ze één na slechtste zijn maar ze mogen niet weten welke ziekenhuizen allemaal beter hebben gepresteerd en voor hun gemoedsrust welk ziekenhuis nóg slechter heeft gepresteerd. Ze mogen hun eigen resultaten alleen zien via ‘de omgeving van het commerciële bedrijf’ en de collega academische ziekenhuizen worden onder een pseudoniem gepresenteerd. Zo kunnen de raden van bestuur dus slecht bijleren en kunnen ziekenhuizen ook niet optimaal samenwerken in het belang van de nationale gezondheidszorg en weten raden van toezicht niet hoe goed of slecht hun raden van bestuur functioneren.

Collectieve intelligentie wordt niet gebruikt en samenwerking wordt wettelijk geblokkeerd. En dat heeft alles te maken met het systeem dat in 2004 in de Tweede Kamer werd omarmd door o.a. de partij van minister Kuipers. Uiteindelijk is de kwaliteit van de zorg in Nederland het meest gebaat bij een grote mate van transparantie en samenwerking; niet bij geheimhouding vanuit een gepercipieerde noodzaak tot (pseudo)marktwerking.

Delen