Waarneming

Niet iedereen neemt hetzelfde waar. Dierenarts Robbert Slappendel zag en besloot anders dan de ‘echte dokter’ die hij tijdelijk verving.

Tekst: Robbert Slappendel  Beeld: Marcel Leuning

 

Let wel; dit speelt in 1969. Ik weet zelfs de datum nog precies, 20 juli, want die nacht zouden we via de televisie ‘a giant leap for mankind’ meebeleven. Voorlopig had ik echter aardser besognes.

Als jonge dierenarts nam ik de praktijk waar voor een oude collega die met vakantie was. ‘Waarnemen’ interpreteerde ik vooral als ‘door de collega ingezette behandelingen zo goed mogelijk voortzetten en de cliënten tevreden houden tot de echte dokter terug is’. Dat was niet altijd even gemakkelijk.

Op mijn visitelijstje stond voor die dag een huisbezoek bij een poedeltje met een tumor in het perineum. De patiënt kreeg iedere week een hormooninjectie om de tumor te bestrijden.

Het bezoekadres bleek een kleine arbeiderswoning met een keurig onderhouden tuintje met viooltjes en afrikaantjes, gecompleteerd door een paar tuinkabouters.

De vrouw des huizes deed open en verontschuldigde zich dat ze sinds een paar dagen in de keuken woonden.

‘Waarom dat?’, vroeg ik.

‘Ja ziet u, onze hond verspreidt een heel vieze lucht en smeert ook viezigheid af aan het meubilair en het tapijt, daarom hebben we hem in de keuken gehuisvest.’

‘Maar dan hoeft u toch nog niet in de keuken te wonen?’

Bij het openen van de keukendeur komt me een ‘oorverdovende’ stank tegemoet

‘Nee’, antwoordde ze wat bedremmeld, ‘maar we vonden het zo zielig hem daar de hele dag alleen te laten.’

Als de heer des huizes mij begroet en naar de keuken begeleidt, komt me bij het openen van de keukendeur een ‘oorverdovende’ stank tegemoet. Op een deken in een hoek van de keuken ontwaar ik het poedeltje, of eigenlijk zie ik meer een vuistgrote tumor waar een klein hondje aan vastzit. De enorme tumor onder de staart is opengebarsten. Er loopt pus en wat bloed uit. Een paar vliegen houden er een feestje.

De patiënt zelf maakt een suffe indruk en kijkt nauwelijks op als ik binnenkom. De tumor blijkt evident niet operabel.

Mijnheer vraagt of ik de hond weer een injectie kom geven.

Ik aarzel, maar vraag hem, wat overbodig, hoe het met de patiënt gaat.

Mevrouw antwoordt: ‘Nou…, de dokter is heel tevreden.’

‘Helpen die injecties dan? Wordt het gezwel kleiner?’

‘Eh, nee… dat niet… en eigenlijk vinden we dat Rikkie zelf er ook niet op vooruitgaat.’

Een kwartiertje later nemen we buiten afscheid en klap ik de kofferdeksel van mijn auto dicht boven de dode, netjes in een oude deken gewikkelde hond. Daar kan ik die mensen niet mee laten zitten.

Met vochtige ogen zegt mevrouw: ‘We zijn u zo dankbaar, dit hadden we de andere dokter nooit durven vragen.

Iedere medisch professional heeft wel een patiënt (gehad) die hij of zij nooit vergeet. Omdat de omstandigheden zo bijzonder waren, het behandeltraject aangrijpend, of juist omdat zich iets grappigs voordeed in het contact. In deze reeks leest u hun verhalen.

 

Delen