Waarschuwing voor tunnelvisie door pandemie

Het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam legt een waarnemend huisarts een waarschuwing op omdat hij een patiënt niet voldoende heeft onderzocht of heeft doorgestuurd, omdat hij uitging van een coronabesmetting. Diezelfde dag overleed patiënt aan een hartstilstand. 

Tekst: Katrijn van Berkum en Timo van Oosterhout

Patiënt belde op 3 december 2021 de spoedlijn van de praktijk. De assistente beoordeelde patiënt als een COVID-19-verdachte patiënt en vroeg hem naar de praktijk te komen. Naar aanleiding van het telefoon­gesprek met de assistente staat in de patiëntkaart: “Spoedlijn; sinds 3 dgn veel pijn op de borst en tussen de schouderbladen, huilend aan de tel. Patiënt had afgelopen weekend een bruiloft gehad, meerdere mensen COVID-positief, is verkouden, geen test gedaan, is heel moe, kan niet goed inspannen, gevoel flauw te vallen, 37/min AHF, niet gevaccineerd. T? Saturatie door de deur meten. GGD TEST INPLANNEN! Dhr. belt als hij in de auto zit.”

De assistente bracht haar anamnese en verdenking van COVID-19 over aan de eigen huisarts. Omdat de eigen huisarts die ochtend een afspraak had, vroeg hij verweerder (de waarnemend huisarts) de patiënt die ochtend in de praktijk te zien. 

Verweerder kreeg die ochtend de anamnese van de assistente overgedragen. Verweerder zag in beschermende kleding bij het consult patiënt wel, maar nam zelf geen anamnese (meer) af. Verweerder bracht de klachten in verband met een mogelijke COVID-19-besmetting. In de patiëntkaart staat over het consult: “O niet ziek, wel angstig, praat volzinnen, sat 96%, T 36-5, longen schoon, AH 16/min E thoracale pijnklachten, COVID? P uitleg, nu gerustgesteld, gaat testen, Eg naar apotheek voor pijnstilling. Uitleg wanneer contact R TRAMADOL CAPSULE 50 MG.”

Diezelfde avond op 3 december 2021 overleed de patiënt aan een hartstilstand. De patiënt bleek geen COVID te hebben. Uit ziekenhuisonderzoek bleek dat mogelijk sprake was van een erfelijke factor gezien tweede overlijden op jonge leeftijd, waarschijnlijk op basis van cardiale oorzaak. De familiaire belasting was verweerder niet bekend en stond ook niet in de patiëntenkaart.

Klacht

In deze zaak is door de echtgenote van de overleden patiënt een klacht ingediend bij het tuchtcollege. Klaagster verwijt de huisarts dat hij de patiënt op 3 december 2021 niet heeft onderzocht en in plaats daarvan met pijnstillers naar huis heeft gestuurd. 

Verweer

De huisarts verweert zich door te stellen dat bij het lichamelijk onderzoek geen resultaten naar voren kwamen die insturen noodzakelijk maakten. Verweerder meende dat de controles ruim boven de waarden waren om thuis te kunnen uitzieken. Verweerder wijst erop dat de COVID-situatie op 3 december 2021, de anamnese van de patiënt en het feit dat deze aanwezig was geweest op een bruiloft waarbij een groot aantal gasten positief was getest op COVID-19, bij hem tot een tunnelvisie hebben geleid. Dat de patiënt niet zo uitgebreid is onderzocht zoals voor de COVID-crisis gebruikelijk was, kan naar de mening van de huisarts niet als een fout worden gezien, althans moet worden beoordeeld in het kader van de noodtoestand. 

Beoordeling

Het tuchtcollege gaat ervan uit dat verweerder wel enig onderzoek heeft gedaan. Naar het oordeel van het college is dit onderzoek, dat maar enkele minuten heeft geduurd, te beperkt geweest. Bovendien heeft verweerder onjuiste conclusies aan de uitkomsten verbonden. 

Het tuchtcollege oordeelt dat verweerder zelf een anamnese had moeten afnemen en geen genoegen had mogen nemen met een mondeling verslag van zijn collega-huisarts. Als uitgangspunt brengt een redelijk bekwame beroepsuitoefening met zich mee dat een huisarts zelf een anamnese afneemt, ook als deze eerder door een ander is afgenomen. Dit geldt des te meer nu de door de assistente afgenomen anamnese aanleiding gaf om door te vragen. De onderzoeksresultaten ondersteunden de uitkomst COVID-19 niet.

Het tuchtcollege oordeelt dat bij nader onderzoek te denken valt aan het meten van de bloeddruk, een ecg en een nitroglycerinespray. In de gegeven omstandigheden zou direct insturen onder verdenking van instabiele angina pectoris gerechtvaardigd zijn. 

Uitspraak

Het tuchtcollege verwerpt het verweer van de huisarts dat het te beperkte onderzoek vanwege de COVID-crisis niet als verwijtbaar kan worden aangemerkt. Het tuchtcollege acht de klacht gegrond maar weegt wel mee dat de huisarts heeft erkend dat hij een tunnelvisie heeft gehad en op het verkeerde been is gezet door de COVID-19-besmettingen op de bruiloft. Het tuchtcollege weegt tevens mee dat de huisarts zich toetsbaar heeft opgesteld en de regels voor cardiale klachten in de huisartsenpraktijk heeft aangescherpt. Tevens weegt het tuchtcollege mee dat het werk van de huisarts was bemoeilijkt door de COVID-pandemie, het dragen van beschermende kleding en de angst voor besmetting. De huisarts is voor de eerste keer voor het tuchtcollege verschenen. Het tuchtcollege legt de maatregel van een waarschuwing op. 

Deze uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam van 29 juli jl. is te vinden op: tuchtrecht.overheid.nl.

Senior jurist Katrijn van Berkum en advocaat Timo van Oosterhout zijn werkzaam bij stichting VvAA Rechtsbijstand

Delen