Wanneer is er sprake van een ‘calamiteit’?
Regelmatig merk ik dat mensen worstelen met het begrip ‘calamiteit’ in de zorg. En dan bedoel ik ‘calamiteit’ zoals gedefinieerd in de wet: “Een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg en die tot de dood van een cliënt of een ernstig schadelijk gevolg voor een cliënt heeft geleid”.
Om meteen een misverstand de wereld uit helpen: dit is niet de definitie ‘van de inspectie’, zoals ik zo vaak hoor. Het is de definitie van de wet. En daar hebben we het mee te doen.
Een tweede misverstand: het is altijd objectief vast te stellen wat een calamiteit is. De definitie kan die suggestie wekken, maar de werkelijkheid is vaak anders. In mijn werk als inspecteur heb ik duizenden meldingen beoordeeld. Zowel bij de triage van meldingen die kort na de gebeurtenis bij de Inspectie Gezondheidzorg & Jeugd (IGJ) binnenkomen, als in het team dat gezamenlijk de uitgebreide calamiteitenrapportages beoordeelt.
Een tweede misverstand: het is altijd objectief vast te stellen wat een calamiteit is
Dit is overigens werk dat behoorlijk aangrijpend is. Elke week meerdere casus doornemen waarin iemand is overleden, of ernstig letsel heeft opgelopen, omdat de kwaliteit van zorg tekortschoot. Daar is ‘professionele distantie’ niet altijd tegen opgewassen.
De wettelijke definitie is niet zwart-wit. Het laat op vier plekken ruimte voor interpretatie:
- een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis;
- die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg;
- en die tot de dood van een cliënt of een ernstig schadelijk gevolg voor een cliënt
- heeft geleid
Neem bijvoorbeeld de casus van een jonge patiënt. Tijdens het spoelen van een lijn krijgt hij adrenaline toegediend in plaats van heparine. De patiënt krijgt hierdoor een hartstilstand en wordt succesvol gereanimeerd. Enkele dagen later overlijdt hij.
- Hier is evident sprake van 1: het toedienen van adrenaline was niet beoogd.
- Er is ook sprake van 2. We hebben de zorg zo georganiseerd dat patiënten de juiste medicijnen krijgen. Ergens is de organisatie tekortgeschoten, dat heeft dus betrekking op de kwaliteit van zorg.
- 3 wordt lastiger, want wat is het ‘gevolg’? De reanimatie of het overlijden? Als je het overlijden kiest, dan voldoet de casus aan 3. Of je een reanimatie ‘ernstig schadelijk gevolg’ noemt, is subjectief.
Voor zorgverleners die regelmatig reanimeren, zal een geslaagde reanimatie hier mogelijk niet aan voldoen. Voor de patiënt waarschijnlijk wel. Maar als de patiënt niet onder de indruk is, is het dan geen ‘ernstig gevolg’? En gaat het om ‘de reanimatie’ of om het ‘ontstaan van een reanimatiesetting’? - Tenslotte punt 4. De reanimatiesetting is evident het gevolg van de adrenaline. Maar als je ‘overlijden’ als uitkomst neemt, is het zeer de vraag of dat het gevolg is geweest van de adrenaline, want adrenaline heeft een dermate korte halfwaardetijd dat het geen invloed meer had ten tijde van het overlijden. In dat geval was er dus geen sprake van een calamiteit zoals gedefinieerd in de wet.
Veel lezers zullen het niet met bovenstaande redeneringen eens zijn. En dat is precies mijn punt. Het is geen wiskunde. Er is niet één waarheid. Er zijn verschillende interpretaties mogelijk.
Het ging ons erom dat zorgaanbieders zich realiseerden dat iets niet was gelopen zoals bedoeld en daarvan leerden
Die verschillende interpretaties waren eigenlijk nooit een probleem, tot zorgaanbieders beboetbaar werden als zij een calamiteit te laat melden. Voor die tijd was er binnen de IGJ nauwelijks discussie of iets wel of geen calamiteit was. Dat registreerden we niet eens. Het ging ons erom dat zorgaanbieders zich realiseerden dat iets niet was gelopen zoals bedoeld en daarvan leerden.
Herkennen, erkennen, analyseren en verbeteren, daar richtten we ons op. Maar toen het beboetbaar werd, werd het juridisch. En daarmee verschoof de aandacht van leren naar discussiëren. En wat mij betreft leidt dat enorm af van waar het om moet gaan.
Want laten we eerlijk zijn. Of je de heparine-adrenaline casus nou wel of geen calamiteit vindt, het is gewoon geen goede zorg. Een volwassen zorgaanbieder laat zich niet afleiden door de wettelijke definitie en grijpt zo’n situatie aan om te leren. En ook voor de IGJ hoeft een situatie niet aan de wettelijke definitie van calamiteit te voldoen, om een zorgaanbieder die hier niet van leert ter verantwoording te roepen.
Toen het beboetbaar werd, werd het juridisch
Zorg is feilbaar, er gaan soms dingen fout. En dat kan enorme gevolgen hebben, voor patiënten, hun dierbaren en de betrokken zorgverleners. Of zo’n gebeurtenis voldoet aan de wettelijke definitie van ‘calamiteit’ is ondergeschikt aan de vraag of het voldoet aan de menselijke definitie van calamiteit. Het gaat dus niet om wat een ‘calamiteit’ is, het gaat om de vraag wat ‘goede zorg’ is.
Het antwoord hierop is dynamisch, en ontstaat door regelmatig te reflecteren met collega’s, en natuurlijk ook met patiënten, cliënten, bewoners, jeugdigen en verwanten. Doen we nog steeds het goede, en doen we het goed, binnen de mogelijkheden die we hebben? Want, om Oliver Cromwell te citeren: wie ophoudt met verbeteren, houdt op met goed te zijn.