Wat een glimlach vermag

Ter nagedachtenis aan mijn zus Christianne

Hij kost niets maar brengt veel teweeg.
Hij schiet voorbij in een flits maar
de herinnering eraan blijft soms
voor altijd. Toch laat hij zich niet kopen,
lenen of stelen.

Eervorige week woensdag was het lang niet zo warm als vandaag, maar de zon nodigde uit voor een wandeling over de Strabrechtse Heide. We kozen voor de Stuifzandroute van 6 kilometer. Na een kort tracé door open bosgebied stonden wij al oog in oog met betoverende heidevelden in volle bloei. Een tamelijk lang pad bracht ons in de richting van De Galgenberg. Ongeveer halverwege gebeurde het. Vanuit de verte naderde iemand die ons misschien geen angst inboezemde maar wel bevreemdde.

Het was nog in de vakantieperiode en daardoor waren er op deze doordeweekse dag nog redelijk veel mensen: groepjes jongeren, ouders met kinderen, oudere stellen en af en toe iemand op de fiets, al dan niet met een verrekijker. Mia en ik zeiden niets tegen elkaar, maar ik merkte dat zij ook gebiologeerd was door degene ons tegemoet liep. De man droeg donkere kleding die beslist niet bij dit weer paste. De capuchon van zijn jack was tot ver over zijn voorhoofd getrokken. Hierdoor was zijn gezicht nauwelijks te zien.

In de Death Valley, een berucht woestijnachtig gebied in Amerika, heeft Albert Szukalski (1945-2000) een beeldenpark aangelegd. Deze Belgische kunstenaar werd bekend door intrigerende beelden van menselijke gestalten, die ogen als spoken. Feitelijk ziet men niet meer dan witte gewaden die vrijwel het gehele lichaam omhullen. Op deze wijze maakte Szukalski voor zijn beeldenpark een beklemmende versie van het Laatste Avondmaal. In het museumpark Middelheim te Antwerpen treft men eveneens twee van deze spookgestalten aan een tafel; de naam van deze beeldengroep is Dialoog (1974) maar wat imponeert is juist de leegte hiervan. Ik moest aan deze beelden denken toen de man vlakbij ons was.

Ik weet niets van hem en hij zal voor altijd een onbekende voor mij blijven

Tijdens het passeren keek hij ons aan en verscheen er een beminnelijke glimlach. Mia en ik werden er beiden door geraakt. Pas op het laatste moment zagen wij zijn getinte huidskleur. Hij zal niet veel ouder dan begin twintig zijn geweest. Een vluchteling? Zonder de pas in te houden liepen we door. Nog even keek ik om: hij droeg een zwarte rugzak van een groter formaat dan de meeste mensen die een dag gaan wandelen. Ik weet niets van hem en hij zal voor altijd een onbekende voor mij blijven.

Na een paar dagen bleek dat wij beiden het beeld van deze jongen in ons hadden opgeslagen. Nog steeds laat hij mij niet los. Zou dat ook zijn gebeurd wanneer we hem op een kille herfstdag in het centrum van ’s-Hertogenbosch waren tegengekomen? Het NOS Journaal zoomde onlangs in op dakloze jongeren. ‘Dat zou hem kunnen zijn,’ dacht ik toen één van hen werd geïnterviewd. Nu ik deze woorden schrijf komt in mij op dat miljoenen mensen deze passant met zijn glimlach hadden kunnen zijn.

En als ik te moe mocht zijn je
een glimlach te schenken. Wil je er alsjeblieft
een van jou achterlaten.

Want niemand heeft een glimlach zo nodig
als wie er geen meer te geven overheeft.

Het gedicht is geschreven door Emelda Tshuma uit Zimbabwe en vertaald door Agnes van Rees. Het gepubliceerd in de bundel Vrijheid hoe maak je het? (1997).

Delen