Wederdienst

Huisartsen kunnen levens redden, patiënten kunnen praktijken redden. Gepensioneerd huisarts Jan-Arie van Wijngaarden kan die stelling beamen.  

Tekst: Jan-Arie van Wijngaarden | Beeld: Marcel Leuning

“Midden jaren tachtig. Sinds een paar jaar had ik een praktijk in Rotterdam-Zuid, in een naoorlogse opbouwwijk vol flats met vier woonlagen en een trappenhuis. De maisonnette waarin wij woonden en werkten was klein en de groei van gezin en praktijk maakten het noodzakelijk wonen en praktijk te gaan scheiden. De middenstand liep terug en er kwamen winkelpandjes vrij waar zich andere bedrijfjes vestigden. De fietsenmaker moest de helft van zijn dubbele pand afstoten en de winkel werd mij toegewezen.

Toen de verbouwing ten einde liep, moest ik maar eens met de buurman gaan kennismaken. Ik liep de fietsenwinkel binnen. De ontvangst was niet heel vriendelijk. ‘Jullie zijn geen dagwinkel en jullie maken de winkelstand kapot’, kreeg ik te horen. Terwijl ik razendsnel zocht naar de goede woorden om een langdurige burenruzie, die de praktijk geen goed zou doen, te voorkomen, kwam er een man binnen. De begroeting tussen hem en de fietsenmaker was hartelijk. Ze leken bevriend. ‘Die man heb m’n leven gered’, zei de bezoeker, op mij wijzend. Ik was me nergens van bewust tot hij begon te vertellen.

In die tijd betekende een hartinfarct volstrekte rust

De situatie kwam weer in mijn herinnering. Het was een snikhete zomer. Boven in de flats en in het trappenhuis hing ’s ochtends nog de hitte van de vorige dag. Zondagmorgen half zeven belde hij mij, als waarnemer, vanwege pijn op de borst. Ik vond het verhaal verdacht genoeg voor een opname op de hartbewaking. Twee ambulancebroeders kwamen aan het eind van hun nachtdienst puffend boven. Volgens toen geldend protocol werd de patiënt op de monitor aangesloten en het ritme op het scherm bekeken. ‘Ik zou tekenen voor zo’n hartslag’, zei een van de broeders. Wellicht hoopte hij mij van mijn diagnose af te brengen. Want in die tijd betekende een hartinfarct volstrekte rust en de patiënt moest dan op de brancard in het (snikhete) trappenhuis vier verdiepingen naar beneden worden gedragen. Maar ik bleef bij mijn besluit.

Ik hielp bij de tilpartij en na het pittige klusje verdwenen patiënt en ambulance uit mijn beeld. Nu vertelde de winkelbezoeker dat zijn hart er onderweg mee was gestopt, maar dat hij met succes was gedefibrilleerd. Hij stond dankbaar voor me in de overtuiging dat ik zijn leven had gered. Sindsdien zijn er tussen de fietsenmaker en mij geen onvertogen woorden meer gevallen. De schaarse middenstand was uiteindelijk blij met mijn komst. Mede door het inleveren van doosjes en het ophalen van papieren receptjes trok ik zeker 50 bezoekers per dag hetgeen een buurtwinkel soms nog klandizie opleverde.”

Iedere medisch professional heeft wel een patiënt (gehad) die hij of zij nooit vergeet. Omdat de omstandigheden zo bijzonder waren, het behandeltraject aangrijpend, of juist omdat zich iets grappigs voordeed in het contact. In deze reeks leest u hun verhalen.

 

Delen