Welke GGZ-cirkel moeten we doorbreken?

Directeur Zorg Bas van Wel en voorzitter van de cliëntenraad Jasper Wagteveld van Dimence roepen in hun blog Tijd om de GGZ-cirkel te doorbreken op om ‘de cirkel van negativiteit over de GGZ te doorbreken’ en verantwoording af te leggen aan de cliënt/patiënt. Top. Ik ben helemaal vóór een positieve insteek (HART voor de GGZ!), transparantie en verantwoording afleggen.

Maar vóór ik verantwoording afleg, wil ik eerst iets rechtzetten. In hun openingsalinea stellen de schrijvers dat “financiers samen met de politiek zich afvragen wat er gebeurt met hun goede geld.” Een veelvoorkomend misverstand. Het geld dat besteed wordt aan de GGZ is niet afkomstig van de politiek, noch van financiers (welke financiers trouwens?), en al helemaal niet van zorgverzekeraars. Het geld waarmee de GGZ gefinancierd wordt is van ons allemaal, namelijk van belastingbetalers, en in het bijzonder van onze cliënten die jaarlijks een eigen risico en maandelijks ziektekostenpremie betalen. Dat we ons voor de besteding van maatschappelijke gelden moeten verantwoorden is volkomen logisch. De vraag is alleen hoe.

Van Wel en Wagteveld noemen als verantwoordingsinstrument de ROM (Routine Outcome Measurement). ROM is ooit ontwikkeld om de kwaliteit van de behandeling en de werkrelatie tussen cliënt en zorgverlener te meten. Een instrument waarmee we in de GGZ eindelijk eens onze behandeling kunnen evalueren, zodat we de cliënt beter van dienst kunnen zijn. Fantastisch.

Maar. In 2012 werd ROM door beleidsmakers gekaapt. In hun drang om te bezuinigen zien deze beleidsmakers in ROM een uitgekiende mogelijkheid om de kwaliteit tussen instellingen met elkaar te vergelijken (in managementtaal: benchmarking). Met benchmarking zouden zorgverzekeraars voortaan zorg op kwaliteit kunnen inkopen. Een begrijpelijke beslissing, ware het niet dat ROM data zich daartoe niet lenen.

Dat ROM niet geschikt is als benchmarking instrument was in 2012 al bekend, getuige de niet mis te verstane waarschuwing van 11 prominente hoogleraren psychiatrie en psychologie. Ik citeer: als benchmarking is ROM “een dure en onwetenschappelijke bureaucratische maatregel in de gestaag uitdijende management-registratie-controlecyclus van de GGZ.” Alsof dat nog niet genoeg is werd deze conclusie begin dit jaar bevestigd in een vernietigend rapport van de Algemene Rekenkamer.

Kortom: in de spreekkamer is ROM een paradijsvogel, als benchmark een hongerig koekoeksjong.

Nu is er in Nederland een heuse ROM-hoogleraar, Edwin de Beurs. De Beurs geeft schoorvoetend toe dat de aangeleverde ROM-data nogal ‘troebel’ zijn. Zijn oplossing: we moeten vaker en breder gaan meten. Say again?! Vaker en breder meten in een tijd waarin de GGZ-medewerker al een derde van de tijd (= twee van de vijf werkdagen!!) met administratie bezig is? Ik mag dan geen hoogleraar zijn, maar één ding weet ik wel: troebel water wordt van slijk – meer troebele cijfers – écht niet transparanter.

In de spreekkamer is ROM een paradijsvogel, als benchmark een hongerig koekoeksjong

“Geven wij openheid, gaan we écht in gesprek met onze patiënten zodat we kunnen leren en verbeteren?” vragen Van Wel en Wagteveld zich af. Echt in gesprek? Ik zeg ja! Ik stel voor om te beginnen met de patiënt systematisch te informeren over het feit dat zijn persoonlijke gegevens worden doorgegeven aan de Stichting Benchmark GGZ. Welke gegevens? Nou, dat zijn er nogal wat. Zijn DSM-classificatie, de vier cijfers van zijn postcode, zijn geboortejaar, leefsituatie, geslacht, etniciteit (toegeven, deze is niet verplicht), opleidingsniveau, de ROM-vragenlijsten van het begin en het eind van de behandeling en tot slot zijn BSN nummer. De gegevens worden versleuteld, dat wil zeggen gepseudoanonimiseerd. Let vooral op het voorvoegsel ‘pseudo’! Pseudo-anoniem is niet anoniem: het versleutelen kan dus teruggedraaid worden. Hoe veilig is dat?

Waar blijft het beroepsgeheim? Hoezo privacy? Dat cliëntenraden in Nederland hiertegen niet massaal in opstand komen is mij een compleet raadsel!

Het verzamelen van ROM-data schiet zijn doel voorbij. Ruimschoots. De Stichting Benchmark GGZ kost de belastingbetaler jaarlijks 30 miljoen euro. De GGZ-instellingen voelen de hete adem van de zorgverzekeraars in hun nek. Het aanleveren van ROM-data is per 1 januari 2017 namelijk verplicht en zorgverzekeraars leggen hoge boetes op aan GGZ-zorgverleners die dit onvoldoende doen. Gevolg? GGZ-instellingen komen met zogenaamde ROM-kamers, ROM-afdelingen en zelfs ROM-call centers (je verzint dit niet: een student psychologie die de niet-meewerkende cliënt-met-psychische-problemen thuis opbelt en onder druk zet om alsnog met privégegevens over de brug te komen). Hoe ethisch is dat?

Doen GGZ-instellingen dit om de cliënt centraal te stellen, of de kwaliteit te meten? Ja natuurlijk, maar ook, en misschien zelfs vooral, om de prestatieafspraken met de zorgverzekeraars na te komen en geen boetes te krijgen, aldus Jeroen Muller, bestuurder van Arkin in een blog (lees vooral de reacties).

Maar hoe kunnen we dan wel verantwoording afdragen? Hoogleraar Jim van Os komt met een aannemelijk alternatief. Wie volgt?

Als er in de GGZ al een cirkel doorbroken moet worden, dan is het wel de tredmolen van steeds meer controle, verantwoording, afvinklijstjes en administratie. Vooral als dat, zoals bij ROM als benchmark het geval is, onwetenschappelijk, privacy-schendend en peperduur is. Daarmee doen we niet alleen recht aan de cliënt, maar ook aan al die GGZ-professionals die zich, zoals Van Wel en Wagteveld terecht opmerken, dagelijks met heel hun hart inzetten voor mensen met psychische problemen.

Delen