‘Yes, but in The Netherlands…’

De kop is eraf, we zijn inwoner van een nieuw land: Noorwegen. En daarmee is het vergelijken begonnen, het gebeurt namelijk vanzelf. Het helpt je de verschillen te zien en te benoemen, de positieve en negatieve kanten. Maar het is ook als een voet op de rem. Want de open blik die je zou willen hebben op alles wat er op je afkomt, is hierdoor vertroebeld. Ach, niets menselijks… enzovoort. Bewust dan wel onbewust wordt alles in ons hoofd naast elkaar gezet, maar even vaak vindt het een weg naar buiten. ‘Yes, but in The Netherlands…’.

Kleine dingen, zoals fietsen. Haugesund noemt zichzelf een fietsstad, een e-bike-stad dan toch wel, want met de forse hoogteverschillen in de stad is er niemand meer die op alleen de bovenbenen vertrouwt. Maar waar moet je fietsen, op de straat of op het trottoir? In Nederland is dit geen relevante vraag, daar zijn de fietspaden voor. Maar hier, in een fietsstad zonder fietspaden lijkt niemand het antwoord te weten. Do as the Norwegians do geeft ook geen uitsluitsel. Iedereen hopt van stoep naar straat en vice versa. ‘Ja, je mag op straat fietsen, of op het trottoir. Nou ja, kijk zelf maar. Als het maar niet gevaarlijk is…’ Vinden we lastige materie.

Grote dingen, zoals COVID. We vertrokken uit een lockdown en kwamen aan in een lockdown. De reden was vanzelfsprekend gelijk aan die in Nederland: oplopende bestemmingsaantallen. In Nederland keken we allang niet meer op 1000 besmettingen meer of minder per dag, in Haugesund ging alles op slot toen er 23 mensen positief testten op één dag. Een vergelijking hierin is om meerdere epidemiologische en demografische redenen niet eerlijk, maar een verwondering wel degelijk. De lockdown was na 14 dagen alweer verleden tijd en sindsdien zijn we letterlijk en figuurlijk in een andere wereld terechtgekomen.

Dat mondkapje went, althans voor de meesten. Het heeft een plek veroverd in het dagelijkse leven. Heb ik mijn sleutels? Ja. Telefoon? Ja. Mondkapje? Ja. In elke jaszak, autoportier of rugzak zijn voorraden aangelegd. Het hoort erbij. De supermarkt inlopen zonder mondkapje? Ik zou het niet meer durven, ik zou de onzichtbare drempel niet over komen. Sterker nog: ik kan de desinfectiepaal niet eens ontlopen; als een magneet gaan mijn volgzame handen die kant op.

‘Zonder mondkapje de supermarkt in voelt als naakt een publieke ruimte betreden’

Maar hoe anders is het in post-lockdown Haugesund. De koffietentjes zitten vol met mensen, mondkapjes zijn er wel, maar alleen nog op de gezichten van zij die aan het werk zijn. De gewone Noor leeft zijn normale leven weer. En dat voelt toch raar. Heel voorzichtig, stapje voor stapje, proberen we ons mondkapje los te laten, de verworven gewoonte te doorbreken. Het gedraal voor de supermarkt, de paar tellen die iedereen steevast inhield om het mondkapje netjes voor te binden, zijn er niet meer. We moeten het gewoon maar doen, maar wel met gevoel dat je naakt een publieke ruimte betreedt.

Kleine dingen weer, althans hoge prijzen voor kleine dingen. Want die vergelijking loopt continu op een teleurstelling uit. De niet-Noren die we hier spreken zeggen allemaal hetzelfde; níet kijken naar de prijzen in de supermarkt, gewoon kopen wat je nodig hebt. Maar zover zijn we nog niet. Iedereen weet dat Noorwegen duur is, iedereen. Het staat in iedere reisgids, het wordt herhaald op elk forum, dus ook wij waren ruimschoots op de hoogte. Maar toch voorkomt het niet de absolute verbijstering als bij de kassa blijkt dat de 200 gram kipfilet inderdaad € 7,50 kost. Ik vraag me af waar we eerder aan gewend zijn: zonder mondkapje boodschappen doen, of € 2,50 betalen voor een rode paprika.

Het leven hier begint voorzichtig een dagelijkse gang te krijgen. Marijn is volop aan het werk. De endoscopieën gaan vlot, de bijbehorende verslagen nog tergend langzaam. De kinderen wennen voorzichtig aan de routine van het kinderdagverblijf. Spelen, om 11.00 u een warme lunch en om 14.00 uur fruit. Alles buiten, altijd buiten, weer of geen weer. Na een paar dagen werd mij voorzichtig gevraagd wanneer ik fatsoenlijke buitenkleding voor de kinderen zou meegeven, de H&M pakjes hadden hun houdbaarheid al bereikt.

En op 1 juni begint mijn werk. Ik zeg het huisartsenvak (tijdelijk) vaarwel en ga in een superviserende rol op de nieuwe Spoed Eisende Hulp werken. In de afwezigheid van SEH-artsen is men op zoek naar wat meer ervaring om de jonge ANIOS-dokters te ondersteunen; ‘yes, but in The Netherland…’.

Delen