‘Ze vonden mij maar een maffe Nederlandse’

Haar stage in Valhalla nabij New York duurde slechts drie maanden, maar Ilse Zaal hield er een levenslange band met haar zelfbenoemde Amerikaanse ‘adoptie-ouder’ aan over. En een blijvende verwondering over de vele verschillen tussen de VS en Nederland. 

Tekst: Annemarie Bergfeld | Beeld: De Beeldredaktie/Diederik van der Laan

Het begon al toen ze aankwam bij haar gastadres. “Of het appartement waar ik drie maanden zou wonen wel groot genoeg was? Ik barstte in lachen uit, het was bijna het dubbele van het huis in Amsterdam waar ik met mijn vriend, nu mijn man, Vincent woonde. Met een eigen opgang, een inloopkast en zo’n gigantische Amerikaanse koelkast.” Ilse Zaal (36) is arts voor verstandelijk gehandicapten (AVG) bij Prinsenstichting in Purmerend, die zorg en ondersteuning biedt aan mensen met een verstandelijke beperking.

Tijdens haar Amerikaanse stage in 2012 woonde ze in bij de CEO en CFO van het instituut waar ze haar stage doorliep: het Westchester Institute for Human Development (WIHD) in Valhalla, niet ver van New York. Er was meteen een klik met David O’Hara en Andy Bacon en hun adoptiezoon Michael. “We hadden mooie discussies over de Nederlandse en Amerikaanse gezondheidszorg en over onderwerpen als euthanasie. Een beladen onderwerp, al helemaal in Amerika. Maar David en Andy hebben een open mind, ze waren oprecht nieuwsgierig en zonder oordeel.”

Algauw noemde het echtpaar hun inwonende studente ‘ons Nederlandse adoptiekind’. “Ze namen me echt op in het gezin. We zijn eindeloos vaak met elkaar uit eten geweest, Andy nodigde me uit te helpen bij een fair van de kerk waar ze vrijwilligster was en ze troonden me mee naar vrienden om Pasen te vieren, met een echte Amerikaanse egg hunt.”

Leuk en leerzaam, zo omschrijft de bevlogen AVG haar tijd in Amerika. “Ik heb me verbaasd over het Amerikaanse eetpatroon: veel vet, amper fruit en groente. Het is heel gebruikelijk om de left overs van de avondmaaltijd naar het werk mee te nemen, ook onder mensen in de zorg.” De Amerikaanse collega’s op hun beurt keken op van de boterhammen met kaas die de stagiaire voor de lunch meenam. En dat ze op de fiets naar het instituut kwam! “Dat was een halfuurtje door een prachtige bosrijke omgeving waar ik de herten zag lopen. Ze vonden mij maar een maffe Nederlandse. Ik mocht mijn fiets in de bezemkast stallen. De beveiliger die de kast voor me van het slot draaide, lag elke ochtend opnieuw dubbel van het lachen.”

Indirect was die fiets er ook de oorzaak van dat Zaal in de rol van patiënt met de Amerikaanse gezondheidszorg te maken kreeg. “Het laatste stukje van mijn woon-werkroute liep pal naast een afrit van de snelweg. Op een kwade dag spatte er iets in mijn oog. Andy bracht me naar de SEH. Ik was nog niet binnen of had al een bloeddrukmeter om, er werd me wel tien keer gevraagd of ik ergens allergisch voor was, of zwanger. Fuck, dacht ik, kijk liever naar mijn oog, ik had veel last.” Uiteindelijk constateerde de oogarts een cornea-erosie. Pijnlijk, maar met 24 uur rust te genezen. “Zo’n diagnose had een huisarts ook kunnen stellen en voor minder dan de $ 1.300,- op de rekening die ik meekreeg. Bizar.”

‘Dat een huisarts die zijn of haar patiënten en hun dossiers kent in het Amerikaanse zorgsysteem ontbreekt, wreekt zich op meer terreinen’

Dat een huisarts die zijn of haar patiënten en hun dossiers kent in het Amerikaanse zorgsysteem ontbreekt, wreekt zich op meer terreinen, is de ervaring van de AVG. “Ik herinner me een jongen met epilepsie die op twee opeenvolgende dagen in twee verschillende ziekenhuizen een CT-cerebrum kreeg om onderliggende pathologie uit te sluiten. Onnodige straling, onnodig duur en belastend voor de patiënt.” Ook onbegrijpelijk vindt ze het automatisme om mensen met Down en dementie standaard medicatie voor te schrijven die mogelijk alzheimer vertraagt. “In Nederland weten we dat de effecten minimaal zijn en de bijwerkingen zeer belastend.”

Op andere vlakken lopen de Amerikanen echter voor. “Ze zijn veel verder met de de-institutionalisering. Grote zorginstellingen kennen ze niet meer, de mensen wonen in group homes. Zorg op afstand is er ook veel verder ontwikkeld. Er wordt geëxperimenteerd met apparaten waarmee de begeleiders in group homes – die vaak geen enkele medische achtergrond hebben – via een videoverbinding worden geïnstrueerd hoe ze bloeddruk kunnen meten. Met de stethoscoop die aan het apparaat vastzit, kan de arts op afstand ausculteren. Dat zijn ontwikkelingen die in de huidige pandemie heel relevant zijn.”

‘In de VS is zorg op afstand veel verder ontwikkeld’

Of de ervaringen overzee haar beïnvloed hebben? “Niet per se”, peinst ze. Maar dan: “Ja, toch wel. ‘Niemand kan zo goed zorgen voor verstandelijk gehandicapten als wij’, hoorde ik in het WIHD vaak. Ze zijn trots op wat ze doen en dragen dat ook uit. Dat mogen wij, AVG’s in Nederland, ook wel wat meer doen. We zijn een vrij onbekende en bescheiden beroepsgroep terwijl we gespecialiseerde zorg voor een complexe doelgroep leveren waarbij veel creativiteit vereist is. En dan is het ook nog eens het leukste vak ter wereld. Dat mogen best meer mensen weten.”

Twee keer zocht Zaal haar adoptie-ouders nabij New York weer op. In 2017 gaf ze zelfs een presentatie in het WIHD over haar promotieonderzoek naar de besluitvorming rondom het levenseinde bij ernstig meervoudig gehandicapte kinderen. De laatste keer troffen ze elkaar in Amsterdam. Toen Zaal vorig jaar haar proefschrift verdedigde, zaten Andy en David vooraan in de aula van de UvA. Natuurlijk wilden ze bij de promotie van hun foster child zijn.

Delen