Zelfreductie, of: de toekomst

Zes jaar lang studeerde ik geneeskunde. Zes jaar waarin ik zo druk was met colleges en co-schappen, dat wat daarná kwam in mijn gedachten simpelweg nog niet bestond. Toch naderde de toekomst. Stilletjes, in het begin. Luider, naarmate de weken vorderden.

Ik deed net of ik niets hoorde. Er waren tenslotte genoeg zaken die mijn aandacht vroegen. Een literatuuronderzoek dat nog steeds wachtte op een verslag; twee ontslagbrieven die geschreven dienden te worden. De toekomst kon schreeuwen wat hij wilde; ik luisterde niet.

Mensen gingen fronsen. Ik kreeg ongemakkelijke vragen. Of het toch niet eens tijd werd om… ‘Nee, joh!’ schreeuwde ik, over het getier van mijn toekomst heen. ‘Er is nog tijd genoeg.’

Toch werd het wel wat ongemakkelijk. Als ik thuiskwam, zat hij al voor de deur op me te wachten. Voor ik ging slapen, kwam hij nog even langs om me uit mijn slaap te houden. En ’s ochtends, voor ik naar mijn co-schap ging, was hij helemaal niet te houden.

Op het moment dat ik mijn toekomst echt niet langer kon negeren, schreef ik een brief. Die brief begon met ‘geachte mevrouw, meneer’ en eindigde – zoals dat hoort – ‘met vriendelijke groet’. Daartussen schreef ik over mezelf.

Hoe zet je jezelf op papier? Zoiets krijgt toch al snel een narcistisch tintje, als je niet de juiste woorden vindt. Liever had ik de ontvanger van die brief verwezen naar dit weblog, waar alles over mij toch al te lezen viel. En stiekem deed ik dat ook, in een soort post scriptum. Maar vóór de lezer daar aanbelandde, moest er toch eerst een brief zijn.

Wie ben ik?

Wat kan ik?

Wat wil ik?

Toen ik mezelf uiteindelijk tot vier grammaticaal correcte alinea’s had gereduceerd, stuurde ik de brief op. Niet per post, zoals ik me altijd had voorgesteld, maar met een simpele klik van mijn muis. Dat scheelde in ieder geval weer een postzegel.

Ik ging verder met mijn leven. De toekomst, zo leek het, was weer even tot zwijgen gebracht. Maar achter de schermen zocht mijn brief zich een weg naar de lezer. En zo waar, die tot vier alinea’s gereduceerde versie van mijzelf sprak aan. Op een goede woensdagmiddag, eind maart, rinkelde mijn telefoon.

Het was mijn toekomst. Of ik op gesprek wilde komen…

Delen