Zorg voor bankjes

“Ik heb geen hekel aan het ziekenhuis, maar ik ben liever thuis. Hier kan ik doen wat ik wil, lekker in mijn eigen omgeving.” Ank Boots-Jong is een voorbeeld van de 25 procent kankerpatiënten die de immuno- of chemotherapie liever thuis krijgt dan in het ziekenhuis. Dat ongeveer een derde op dit moment nog aangeeft bang te zijn voor complicaties in de thuissituatie, is begrijpelijk. Maar naarmate meer data beschikbaar komt over de veiligheid en het gemak van thuistherapie zal die groep slinken.

Het is aannemelijk dat zorgverzekeraar Zilveren Kruis zal slagen in de ambitie om in 2025 20 procent van de kankerpatiënten zijn immuno- of chemotherapie thuis te geven. Maar het gaat om veel meer dan deze patiëntencategorie alleen, zoals blijkt uit de berichtgeving van zorgverzekeraar VGZ. Deze heeft in Noord-Holland niet alleen een meerjarenafspraak gemaakt met het Dijklander Ziekenhuis, maar ook met een aantal andere zorgaanbieders. Die kankerbehandeling thuis is daarin slechts een voorbeeld van de ‘zinnige zorg’ waartoe de partijen gezamenlijk kunnen komen.

Als de eigen woonomgeving ouderen en zieken centraal moet blijven staan, moet deze ook steunend zijn

Wel is deze opmerking van Boots-Jong er een om rekening mee te houden: “Ik loop elke dag een rondje naar het winkelcentrum, dat is 3 kilometer heen en terug. Ik kies een route waar bankjes staan.” Het lijkt een detail maar het is essentieel. Als voor meer zieke – en ook oude – mensen de eigen woonomgeving centraal blijft staan, moet die woonomgeving steunend voor ze zijn. Niet alleen in zorgaanbieders en informele hulp, maar ook in omgevingsvoorzieningen die deze mensen in staat stellen deel te blijven uitmaken van het dagelijks leven. Substitutie en zinnige zorg vragen dus niet alleen iets van zorgaanbieders en mantelzorgers, maar ook van gemeenten.

Delen