Zorgeconomen

De kop boven deze tekst kan verwachtingen wekken die hier niet waargemaakt zullen worden. Want nee: dit wordt geen strafexpeditie – ook al zou dit op zichzelf een kunstje van helemaal niks zijn. Economen hebben bij veel mensen immers een bedenkelijke reputatie: zij ‘reduceren’ namelijk ‘alles tot geld’. Alle overige waarden gaan hierbij vanzelf verloren, met inbegrip van de ‘factor mens’. Wie dit extra pakkend wilt onderstrepen, roept dan ook nog dat economen ‘de prijs van alles weten maar de waarde van niets’, en retorisch succes is verzekerd.

In werkelijkheid doen economen iets heel anders. Zij overdenken en onderzoeken het verschijnsel ‘schaarste’. Mensen hebben bijna eindeloos veel behoeften, maar de middelen die hierin kunnen voorzien, zijn meestal beperkt voorhanden. Dus kijken economen naar hoe die middelen worden geproduceerd, verdeeld en aangewend, met speciale aandacht voor doelmatigheid.

Vooral dat laatste heeft, ondanks de makkelijk te suggereren schijn van het tegendeel, helemaal niets te maken met kille onmenselijkheid. En is juist een aanpak waarin ‘de mens’, en diens grondrecht op een zo goed mogelijk bestaan, ook in materiële zin, voor honderd procent centraal staat. Een complicatie is wél, dat doelmatigheid niet altijd voor iedereen dezelfde betekenis heeft. Wat voor de één ondoelmatig uitpakt en dus verspilling is, kan voor een ander juist een bron zijn van (extra) inkomen en welstand. Geen wonder dus dat economische analyse soms ook irritatie en boosheid op kan roepen. Ook in de wereld van de zorg, zoals net weer eens is gebleken in reacties op de stellingname van een paar uitgesproken zorgeconomen.

doelmatigheid heeft niet altijd voor iedereen dezelfde betekenis

Even leek het erop dat het jongste media-offensief van het ‘Nationaal ZorgFonds’ van de SP weinig of geen weerwoord zou krijgen, maar afgelopen week gebeurde dat laatste alsnog. Eerst verscheen in Medisch Contact een beschouwing van zorgeconoom Marcel Canoy, over Zeven zegeningen en zeven zonden van tien jaar marktordening in de zorg. En meteen daarop bracht Zorgvisie een blog van Wim Groot en Henriette Maassen van den Brink, hoogleraren economie in respectievelijk Maastricht en Amsterdam, met als titel Nationaal zorgfonds is dure grap. Eerder al schreef Marcel Canoy, ook in Medisch Contact, een blog over De fantasie van een nationaal zorgfonds; en schreef zorgeconoom Michiel Verkoulen een commentaar voor NRC Handelsblad met als strekking Het Nationaal Zorgfonds is een onzalig plan.

Ik ga deze artikelen niet samenvatten, leest u ze vooral zelf. Wat mij in elk geval opvalt, is dat ze ­– anders dan dat ZorgFonds-narratief van de SP – een toon aanslaan van rust en nuance. Dat ook deze auteurs oog hebben voor dingen die in ons zorgstel nog beter kunnen, maar zonder dat dit een totale en peperdure disruptie rechtvaardigt. En dat, in het artikel van Groot en Maassen van den Brink, één cruciaal aspect aan de orde komt dat in de discussies tot nu toe bleef ondergeschoven. Namelijk de voorgestelde afschaffing, na invoering van dat SP-Fonds, van selectieve contractering. Waarmee, schrijven beide hoogleraren, “een belangrijk middel om de kwaliteit van zorg te verbeteren overboord wordt gezet.”

Eén hoeksteen van het SP-verhaal is dat onze zorg veel te duur is. Een heel andere maar minstens zo overtuigende werkelijkheid vindt u in een recente analyse van FD-redacteur Marieke ten Katen, Zo duur is de zorg in Nederland niet. Maar ja, het FD, ofwel het Financieele Dagblad, dat is nou weer zo’n typische krant die ‘het economische’ altijd centraal stelt, en die dus makkelijk te negeren valt door iedereen die vindt, of zich graag laat wijsmaken, dat economen in wezen niet deugen. Zoals ook Wim Groot, na zijn Zorgvisie-publicatie van vorige week, op sociale media meteen werd weggezet, zonder verdere argumentatie, als ‘Maastrichtse Nep-Professor’.

Iemand hield mij afgelopen week voor dat zorgeconomen in Nederland bijna allemaal op eenzelfde, verdacht-eenzijdig standpunt zitten: steun voor ons huidige zorgstelsel. Ik weet niet zeker of dit laatste wel zo is; economen zijn, ook in Nederland, normaal gesproken juist enorm verdeeld over van alles en nog wat. Maar áls ze inderdaad over zorgissues zo eensgezind zijn, dan kán dit natuurlijk ook wijzen op een empirische werkelijkheid die zo eenduidig is dat gewoon geen zinnig econoom er omheen kan.

Waar ik ook nog op werd gewezen, was het standpunt van Paul Krugman. Deze Princeton-hoogleraar en winnaar (2008) van de Nobelprijs voor Economie, is bij een breed publiek vooral bekend als commentator in The New York Times. Ondanks zijn doorgaans ongegeneerd links-progressieve visie, is hij een in brede kring invloedrijk en gerespecteerd denker. Hij zou ook een voorbeeld zijn waaruit blijkt dat, anders dan in Nederland, je in Amerika wel degelijk belangrijke economen hebt die niks willen weten van een verzekeraars-gebaseerd zorgstelsel. Want Paul Krugman is voorstander van een single-payer-aanpak; dus zeg maar: van een Amerikaanse pendant van dat ZorgFonds van onze SP.

Punt is alleen dat Krugman zich inderdaad ooit voor single-payer uitsprak ­– in 2007 was dat – maar sindsdien kennelijk tot een ander inzicht is gekomen. Dit vooral in reactie op kritiek van links-radicale kant op hoe in Amerika na invoering van Obamacare nog steeds een belangrijke rol blijft weggelegd voor winst-nastrevende zorgverzekeraars. In The New York Times schreef Krugman afgelopen februari dat met dat laatste in principe helemaal niks mis is; noemde hij onder meer Nederland als goed voorbeeld van een zorgstelsel met ‘near-universal coverage even though they rely on private insurers’; en waarschuwde hij nadrukkelijk tegen het ‘demoniseren van verzekeraars’.

Delen