Zorgles

Twee berichten in elkaars verlengde. Aan de ene kant de bevinding van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid dat nog lang niet alle burgers in staat zijn om actieve patiënten te worden die zelf meebeslissen over hun behandeling, wat de overheid wel van hen verlangt. En aan de andere kant het bericht van het Nederlands Huisartsen Genootschap dat huisartsen het heel lastig vinden om patiënten het advies te geven om een bepaalde behandeling achterwege te laten, hoewel dit op basis van de NHG-standaarden vaak wel het beste advies is. Met andere woorden: ze slagen er nog niet in om praktisch invulling te geven aan het ‘beter niet doen’-advies over 1.366 medische (be)handelingen waarmee de NFU vorig jaar kwam.

Zonder gericht beleid zal shared decision making niet snel gemeengoed worden

De eerste reacties op beide berichten op social media komen neer op: ‘Wat had je anders verwacht dan?’, en die begrijp ik ook wel. De overheid heeft decennialang een Postbus 51-beleid gevoerd waarin ze ons precies vertelde wat goed voor ons was. En nu spreekt ze ons ineens aan op de eigen verantwoordelijkheid die we moeten nemen om bij ziekte samen met de arts tot shared decision making te komen. Waarbij dan ook nog eens de beslissing kan horen om in eerste instantie maar even niets te doen en dus een behandeling achterwege te laten.

Een aantal mensen voelt zich hierdoor enorm bevrijd en pakt die nieuwe rol met verve op. Maar daar staan net zoveel mensen tegenover die volstrekt niet weten hoe ze dit moeten aanpakken. Zonder gericht beleid zal dit niet snel veranderen. De discussie over meer tijd voor een goed gesprek in de spreekkamer speelt zeker een rol om hierin verandering te brengen. Maar hoort ‘keuzes maken in de zorg’ niet ook gewoon een onderdeel van het regulier onderwijs te zijn?

Delen