Zwartwit

 

Freelancejournalist Frénk van der Linden (1957) werkt onder meer voor NTR-radio (Kunststof), KRO/NCRV-televisie (Brandpunt) en de Volkskrant. Hij publiceerde talloze interviews, reportages en documentaires en ontving de Prijs voor de Nederlandse Dagbladjournalistiek.

 

Tekst: Frénk van de Linden | Beeld: Ben Kleyn

Een van de fouten die we in het Westen nog weleens willen maken, is het aanbrengen van absolute scheidingen; tussen man en vrouw, tussen emotie en ratio, tussen lichaam en geest. Maar als het gaat over sentimenten versus verstand, moet ik vaak denken aan de wijze woorden van Connie Palmen: “Het verstand kan gevoelig zijn, het gevoel verstandig.” Waarom blijven velen van ons simplistisch denken dat je enerzijds het lijf, anderzijds de ziel hebt? In grote delen van Azië begrijpen ze dat het minder zwartwit in elkaar steekt. Zie het yin/yang-teken: in het zwarte vlak een witte punt, in het witte vlak een zwarte punt. ‘Een oud-Chinese voorstelling van de kosmische dualiteit’, noemt Wikipedia het.

Ik heb al sinds mensenheugenis pijn in mijn rug: links onderaan lijkt permanent een stiletto in mijn vlees te priemen. Het is deels genetisch (mijn vader én moeder hadden op dezelfde plek last), deels mijn zittende bestaan (journalisten beleven vooral avonturen aan hun bureau). Ja, met een beetje overdrijving kun je beweren dat ook de scheiding tussen nature en nurture niet bestaat.

Een jaar of tien terug zou ik voor RTV Noord-Holland een interviewmarathon doen: vijfentwintig interviews met Nederlanders van naam en faam, live op televisie. Portretterende gesprekken van telkens een half uur, waarna vijf minuten rust. Geen probleem, dacht ik, wat is er makkelijker dan aan anderen vragen hoe zij zich in godsnaam door het leven slaan?

Je komt ze hier en daar nog tegen: mensen die blijven geloven in het zwartwitverhaal over lichaam en geest

De ochtend vóór de uitzenddag werd ik zo stijf als een plank wakker. Elke poging te bewegen leidde tot pijnscheuten die mijn rugspieren lam legden. Ik kon ternauwernood uit bed komen om de telefoon te pakken. Wat was ook al weer het nummer van mijn fysiotherapeut, Ronald Klaassen? Me afmelden bij RTV kon altijd nog, eerst moest hij me maar onder handen nemen.

Klaassen deed niks. Nou ja, bijna niks. Een beetje wrijven hier, een kneepje daar. Verder herinner ik me vooral schouderklopjes.

Vierentwintig uur later begon ik als een jonge god aan mijn interviewmarathon. Job Cohen, Ellen ten Damme, Ahmed Marcouch, Dick Swaab, Simon Vinkenoog, Thé Lau, het ene inspirerende vraaggesprek na het andere. Geen centje pijn. Hoe had Klaassen mij op de been gekregen? Wat was zijn geheim? Een zweverige zielenknijper kon je hem niet noemen, maar Klaassen geloofde niet in scheiding van lichaam en geest. ‘Jij kon het je moeilijk voorstellen’, lachte hij toen ik hem om uitleg vroeg, ‘maar in feite stond je stijf van angst. Eigenlijk heb ik alleen maar een beetje tegen je aan geluld en vertrouwen gegeven, zo van: leuk wat je gaat doen, ik wou dat ze mij hadden gevraagd, maar ja, jíj bent de interviewer.’

Je komt ze hier en daar nog tegen in de zorg en medische kringen: pur sang rationalisten, mensen die blijven geloven in het zwartwitverhaal over lichaam en geest. Wat me verontrust, is dat deze halsstarrigen de wind mee hebben nu er door bezuinigingen steeds minder tijd is voor verdieping in de gedachten en gevoelens van cliënten en patiënten. Met als gevolg dat het fysiek lang niet zo snel de goede kant met hen opgaat als zou kunnen.

Je mag het niet zeggen en eigenlijk ook niet schrijven, maar het staat er al: hopelijk behoren degenen die daar verantwoordelijk voor zijn letterlijk en figuurlijk tot een uitstervend ras.

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor.

Delen