Alles gaat uiteindelijk vanzelf over?

Het herstelvermogen van het menselijk organisme is groot. Soms verbazingwekkend groot. Zo groot dat het niet altijd vertrouwen opwekt, eerder cynisme. Het vertrouwen dat iets vanzelf weer overgaat wanneer je maar lang genoeg wacht, is een van de meest cynische percepties van gezondheidszorg die ik mij zou kunnen voorstellen.

Cynisch, omdat het ophalen van de schouders en doorlopen naar de volgende patiënt voorbijgaat aan de impact die klachten kunnen hebben op het leven dat iemand leidt.

Bij mensen met een tenniselleboog kom ik deze bijzondere opstelling nogal eens tegen bijvoorbeeld, of bij mensen met lage rugklachten, al dan niet met een bescheiden uitgevallen HNP.

Let wel, het gaat mij niet om de feitelijke juistheid. Inderdaad zijn dergelijke klachten vaak een jaar later geheel of gedeeltelijk verdwenen zonder dat daarvoor een vorm van behandeling noodzakelijk was.

Dat is echter wel een uitermate verengde vorm van gezondheidszorg. Zorg is ook het ondersteunen van mensen in het bereiken en behouden van een goede kwaliteit van leven. En dan is de vraag ineens relevant wat die tenniselleboog of die rugklachten voor iemand betekenen. Wordt iemand gehinderd in activiteiten die belangrijk zijn? Bijvoorbeeld in een rol als mantelzorger, als alleenstaande ouder of op het werk?

Adviezen en behandeling kunnen ook kortdurend gericht zijn op dat onderdeel van een hulpvraag.  Dat kan met een realistische verwachting en doelafstemming ook zonder onnodige medicalisering. Eerlijk gezegd is dat ook wat ik het meeste tegenkom. Misschien was ik daarom wel verrast toen ik laatst in een koffiekamer zo achteloos hoorde vallen “Ach, niets aan doen, die hernia. Merk je over een jaar niets meer van.”

Delen