Brexit en de zorg

De Britten houden van hun National Health Service. De kwaliteit van de zorg die de NHS biedt, is bewonderenswaardig goed; net als de inzet en competentie van het medisch personeel. Minder goed zit het met de kwantiteit: ellenlange wachttijden –  zoals voor huisartsenbezoek en op SEH’s – die wij hier in Nederland niet meer zouden accepteren. Maar hier staan dan weer flink lagere zorgbestedingen tegenover, als percentage van het bruto nationaal product.

Ooit opgericht, in 1948, als een lievelingsproject van de Labour Party, geldt de NHS anno 2016 over de volle breedte van het Britse politieke spectrum als een onaantastbare verworvenheid. Dit heeft alles te maken met de grote populariteit die de NHS bij de doorsnee Britse burger geniet. Die wordt mede in de hand gewerkt door de illusie, in elk geval in de dagelijkse beleving, dat de Britse gezondheidszorg ‘gratis’ is. Voor honderd procent immers gefinancierd uit belastingopbrengsten, zonder directe eigen betalingen zoals verzekeringspremies.

Geen wonder dat, meteen na ‘immigratie’, de National Health Service op plaats twee staat van issues waar Britse burgers zich druk over maken. In elke politieke kwestie die maar érgens iets met gezondheidszorg te maken zou kunnen hebben, wordt dan ook altijd meteen de vraag opgeworpen: is dit goed of slecht voor de NHS? Dus ook in de campagne voor het Brexit-referendum van aanstaande donderdag.

Na ‘immigratie’ staat de National Health Service op plaats twee staat van issues waar Britse burgers zich druk over maken

Brexit-voorstanders bedienen zich, als het gaat om de NHS, van twee hoofdargumenten. Door uit de Europese Unie te treden, bespaart het Verenigd Koninkrijk 350 miljoen pond per week aan te betalen bijdragen. Dit geld kan dan, beloven de pro-Brexit-vleugel van de Conservative Party en UKIP (de Britse PVV), voor een flink deel naar de NHS gaan. En door een dam op te werpen tegen ongewenste immigratie vanuit EU-landen, wordt de druk op de toch al zo overbelaste NHS verminderd, en zullen bijvoorbeeld wachttijden voor echte Britten afnemen.

Brexit-tegenstanders worden politiek aangevoerd door de pro-EU-vleugel van de Conservative Party, geleid door premier Cameron, en de op dit punt redelijk eensgezinde Labour Party. Die stellen hier krachtige argumenten tegenover. Eerst dat bedrag van 350 miljoen pond per week: dat klopt volgens hen van geen kant. Na verdiscontering van alle bijkomende kosten en nieuwe financiële verplichtingen (zoals voor blijvende toegang tot de Europese markt) die een Brexit met zich meebrengt, blijft hier maar weinig van over.

En hier komt nog iets bij: alle nationale en internationale economische onderzoekinstituten van ook maar enige respectabiliteit, zijn het erover eens dat een Brexit tot een zware en langdurige recessie kan leiden. En dús tot lagere belastingopbrengsten, en dús tot de noodzaak van verdere bezuiniging op de NHS, die hierdoor per saldo financieel veel slechter uit zal zijn dan bij een blijvend EU-lidmaatschap.

Dan de immigratie. Hierover schreef vorige week een anti-Brexit-gezind Conservatief Lagerhuislid: “Colleagues from our EU partner nations make up an essential 10% of the UK health and care workforce, but only 5% of the population. My answer to the rising tide of hostile questions on the effect of migration on the NHS, is that these valued health and care workers are far more likely to be caring for you than to be ahead of you in the queue.”

Hier komt nog bij, dat immigranten vanuit EU-landen gemiddeld jong en relatief gezond zijn, en dus minder dan gemiddeld een beroep doen op zorg door de NHS. Dit in schrille tegenstelling tot al die Britse pensionado’s die zich graag in zonnige landen zoals Spanje vestigen en daar de zorginfrastructuur platlopen.

Een anti-Brexit-argument is verder, dat Groot-Brittannië veel baat heeft bij het werk van allerlei EU-brede instellingen op het gebied van beleidsondersteunend medisch onderzoek. Dit zou na een Brexit allemaal op eigen Britse houtje moeten worden gedaan, dus tegen extra hoge kosten en met waarschijnlijk kwalitatief minder resultaat. Speciaal genoemd wordt het Europees Geneesmiddelenbureau, nu nog gevestigd in Londen, waarvan een eventueel vertrek niet alleen een direct verlies aan werkgelegenheid en internationale invloed op regelgeving en onderzoekagenda’s zou betekenen. Maar dat ook ten koste zou gaan van de Britse aantrekkelijkheid als vestigingsland voor de Europese tak van Amerikaanse en Aziatische life-sciences ondernemingen.

Een peiling onder leden van het Royal College of Physicians resulteerde in een ‘overwhelming’ meerderheid voor ‘staying in’.

Het hierboven geciteerde parlementslid, Sarah Wollaston, is zelf voorzitter van de Lagerhuiscommissie voor gezondheidszorg. En zij is maar één voorbeeld van de unanimiteit waarmee de Britse medische wereld zich tegen een Brexit uitspreekt. Met als prominente stemmen die van de bestuursvoorzitters van NHS England, van het Francis Crick Institute, en van het Royal College of Psychiatrists. Een peiling onder leden van het Royal College of Physicians resulteerde in een ‘overwhelming’ meerderheid voor ‘staying in’. En bij hoge uitzondering mengde ook de The British Medical Journal zich, op 14 juni, rechtstreeks in een actuele politieke controverse, met een commentaar onder de kop ‘Why doctors should vote to remain in the EU on 23 June’.

Dat dit allemaal gaat helpen, is natuurlijk lang niet zeker. Het discussieklimaat rond het referendum is intussen door pro-Brexiteers vakkundig en doelbewust vergiftigd, en in zo’n situatie is het zegevieren van de krachten van wijsheid en fatsoen helaas allerminst een vanzelfsprekendheid. Zoals ook wij hier in Nederland intussen maar al te goed weten.

Wie meer serieuze informatie wil lezen over Brexit en de Britse gezondheidszorg, kan goed terecht op de site van de The British Medical Journal, waar een aantal discussiebijdragen is verzameld. En bij dit rapport van The Economist Intelligent Unit, gratis te downloaden na registratie, met als titel Healthcare markets in Europe – What would be the impact of Brexit?

Delen