De passie van de patiënt

Wat maakt dat iemand verandert? Of meer in het bijzonder: wat maakt dat een patiënt zijn gedrag ook daadwerkelijk verandert?

In de medische wereld draait het in de spreekkamer vaak om de aard en omvang van de problematiek. Het uitvoerend handelen zelf is gebaseerd op richtlijnen en wetenschappelijk onderzoek. Dat klinkt heel hard en feitelijk, toch zullen velen herkennen dat het heel vaak niet zo eenduidig is. Er is zo veel meer dan ziekte of gebrek dat een mens doet plaatsnemen in een wachtkamer.

Over al dan niet succesvol verloop van behandelingen wordt regelmatig gepubliceerd, zeker ook waar het gedragsverandering betreft.

Ik zou in dat kader hier graag een lans willen breken voor de passie van de patiënt. Iedere patiënt heeft een vuurtje, hoe sluimerend ook. Iedere patiënt heeft daarmee een passie die daadwerkelijk een drijfveer kan zijn om ander gedrag te gaan vertonen. Belangrijker misschien wel is dat die drijfveer een basis kan zijn voor een blijvende gedragsverandering.

Om te illustreren hoe dit kan werken geef ik graag een voorbeeld uit de dagelijkse realiteit van onze poliklinische revalidatieprogramma’s.

De patiënt in kwestie was een jonge Turkse man van 24 jaar. Hij had bij een bedrijfsongeval zijn rug gebroken en het herstel wilde maar niet vlotten. Het bedrijf waar deze man werkte was een schoonmaakbedrijf. Hoe leuk mensen in de schoonmaak hun werk misschien ook vinden, het is niet waar je van droomt als je veertien bent. Volgens mij droomt niemand op zijn veertiende van een baantje in de schoonmaak. Dan heb je hele andere dromen.

Wat was er logischer dan te vragen naar zijn droom toen hij veertien was? Over het antwoord hoefde hij niet lang na te denken. Profvoetballer worden. Dat was zijn droom. Dat geloofde ik gelijk. Hij is niet de enige met dat visioen. Hij zag mijn reactie en vertelde vervolgens dat hij het ook daadwerkelijk tot profvoetballer had geschopt. Ik moet u bekennen dat ik die opmerking aanzag voor jeugdige branie en het later even heb gecontroleerd op internet. Het verhaal klopte. Deze jonge man was gestopt met zijn middelbare school om profvoetballer te worden en werd vervolgens afgekeurd op zijn knieën voor hij aan het grote werk toekwam. Dus stond hij met lege handen: geen schooldiploma en geen zwembad vol geld als gevierde held. Wat overbleef? De schoonmaak.

Nou is dat op zich al een serieus levensthema, maar het gesprek liep nog wat verder door. Ik stelde deze patiënt de vraag die ik altijd stel in een dergelijk gesprek: “Wanneer jouw revalidatietraject bij ons een succes is, wat is er dan veranderd in jouw leven?” Over die reactie moest hij wat langer na te denken. “Dan voetbal ik met mijn zoontje.” was uiteindelijk zijn reactie.

Daarop vroeg ik of hij naast dat zoontje nog meer kinderen had. Daar zat het pijnpunt. Hij had helemaal geen kinderen. Ook geen zoontje. Wel was hij getrouwd en zijn vrouw en hij deelden een vurige kinderwens. Maar hij durfde niet. Zijn lichaam had hem nu twee keer in de steek gelaten. Kon hij wel een kostwinner zijn voor het gezin dat hij zo ontzettend graag wilde stichten? Deze jonge man durfde niet te leven. Beter gezegd, hij durfde het leven niet te leiden waarnaar hij ten diepste verlangde.

Wat zou er gebeuren in de zorg wanneer we de passie van de patiënt vaker in beeld zouden hebben en vaker als aangrijpingspunt zouden kunnen gebruiken? Een tweede vraag is wat dat zou betekenen voor de manier waarop huisartsen hun werk ervaren. Eigenlijk is dat geen vraag. Ik weet zeker dat hun hart op zo’n moment opengaat.

Delen