Eenmaal succes, altijd succes
Tijdens scholingsmomenten komen vaak mooie nieuwe inzichten aan bod. Juist in de discussies rond eigen ervaringen komen bijzondere verhalen langs. Van die momenten leer ik zelf veel over wat er in de dagelijkse praktijk gebeurt en over de gedachtenwereld die daar achter schuil gaat.
Die gedachtenwereld kent soms een geheel eigen logica. Zo was er een fysiotherapeut die aangaf bijzonder goede ervaringen te hebben met het stimuleren van huiswerkoefeningen bij zijn patiënten. De therapietrouw was ongebruikelijk hoog en doordat hij al lang in dezelfde praktijk zat, wist hij ook te melden dat mensen hun oefeningen ook tot in lengte van dagen trouw hadden volgehouden. De reacties onder de anders deelnemers varieerden van ongeloof tot afgunst. Wat iedereen deelde was de nieuwsgierigheid naar de succesfactor.
Ergens in het spervuur van brandende vragen begon zich een patroon af te tekenen. Dit leidde tot een onvermijdelijke vraag: hoeveel patiënten betrof het hier eigenlijk?
Het jaloersmakende succesverhaal bleek op meerdere manieren uniek: er was een uniek resultaat behaald, dat tevens een unica was. De omvang van deze doelgroep bleek n=1 te zijn.
Op zich is het natuurlijk niet erg om een bijzondere casus te delen met collega’s, ter lering en vermaak.
In het denkpatroon van deze fysiotherapeut had echter iets opvallends post gevat. Hij wist zeker dat hij het succesrecept had ontdekt om therapietrouw te bewerkstelligen en was voornemens daaraan vast te houden. Natuurlijk kon hij niet anders dan erkennen dat er veel meer voorbeelden waren waarin zijn aanpak niet had gewerkt. Dat deed niets af aan zijn succesbeleving. Hij had het ei van Columbus gevonden.
Ik ben ervan overtuigd dat baanbrekende inzichten vaak bij toeval ontstaan en dat elke revolutie een eerste kiem heeft. Ik ben er niet van overtuigd dat ik in die nascholing getuige was van zo’n wondertje. Het overheersende gevoel onderweg terug naar huis was eerder dat van ongerustheid. De diversiteit in opvatting en uitvoering waaraan een dergelijke denkwijze ten grondslag ligt is voor collega’s al niet meer te volgen, laat staan dat het patiënten duidelijk wordt wat ze van welke behandeling mogen verwachten. Er zal altijd een gespannen verhouding zijn tussen de persoonlijke en individuele succesbeleving van een zorgprofessional en de meer generieke weergave van een gewenste aanpak in richtlijnen en methodieken. In dit voorbeeld lijkt een gestreeld ego de reden te zijn om zo sterk vast te houden aan die ene ervaring. Een gestreeld ego en het verlangen om zelf voor de patiënt het verschil te maken, deze keer bleek het geen gunstige combinatie.