Iron Maiden

Komende woensdagavond staan ze in Arnhem in de Gelredome. Helaas ben ik zelf die dag verhinderd, maar gelukkig was ik er wel al bij in 1984 in de IJsselhallen in Zwolle, en twee jaar later in de Groenoordhallen in Leiden. Dat is best wel lang geleden. Maar in al de jaren die sindsdien zijn verstreken, kwam ik maar één keer iemand tegen die mijn passie deelt. Zijn naam kan ik hier beter niet onthullen: hij bekleedt een gerespecteerde en invloedrijke positie in de wereld van de Nederlandse gezondheidszorg, en ik wil hem niet in verlegenheid brengen. Want zelfs in kringen van liefhebbers van mainstream rock, laat staan daarbuiten, moet je met één ding niet voor de dag komen: dat je van Iron Maiden houdt.

Onverklaarbaar is dat niet. Hardrock en heavy metal hebben voor velen een slechte reputatie, die deels ook verdiend is. Er zijn uithoeken van het genre, met namen als speed metal, trash metal en zelfs death metal, die met muziek echt niks te maken hebben: alleen maar simplistisch lawaai, zonder enige creativiteit in melodie.

Maar het andere uiterste van het hardrock-spectrum ziet het er heel anders uit. Daar vind je een imposante rij van bands, al vanaf eind jaren zestig, die deze radicale variant van gitaarrock juist combineren met songwriting en performance van het hoogste niveau. En die ook onder liefhebbers van ‘gewone’ rock en pop een serieuze aanhang wisten op te bouwen – denk aan Led Zeppelin, Deep Purple, AC/DC, Scorpions, Bon Jovi, Guns N’ Roses. Denk ook aan Metallica, dat pas na een eerst een leven als cultband later alsnog een breder publiek veroverde. Maar denk hierbij dus niet aan: Iron Maiden.

En dat laatste blijft vreemd, en onterecht. Zelf plaats ik, kijkend naar bovenstaand lijstje, Iron Maiden zonder aarzeling op plaats twee. (Led Zeppelin is nu eenmaal een categorie apart.) Met een staat van dienst van intussen vier decennia. En met een oeuvre van zeker zes studioalbums van bijzondere kwaliteit, en van al gauw zo’n twintig songs van echt ‘klassieke’ allure – wat uitzonderlijk veel is, voor welke rock- of popact dan ook.

Nooit vertellen dat je van Iron Maiden houdt

Geen wonder dus dat Iron Maiden een grote en wereldwijde aanhang heeft opgebouwd, met intussen 90 miljoen verkochte albums. En dat elke tournee lang van tevoren raakt uitverkocht. Maar tegelijk bleef het ook altijd een band waarop gevestigde smaakarbiters graag neerkijken, en die vooral in de wereld van de media nooit de aandacht en waardering krijgt die hij verdient.

Voor een deel is dit eigen schuld, vanwege een stuk uitstraling die met de muziek als zodanig weinig te maken heeft maar die wel mensen kan afschrikken.  De ‘new wave of British heavy metal’ waar de band in zijn beginjaren hoofdexponent van was, werd gekleurd door een zelfgekozen associatie met thema’s van oorlog en geweld, van martiale sagen en legendes, van gothic gegriezel en occult gedoe. In titels van songs en albums, in lyrics en in platenhoezen was dit steeds nadrukkelijk aanwezig, net als in gezichtsbepalende stage-attributen.

Maar wie weet hoe Iron Maiden hier zelf tegenaan kijkt, weet ook dat dit nooit meer was dan een baldadige, in wezen cartooneske act die nooit echt serieus bedoeld was. Dit inclusief dat in de eerste plaats hilárische moment, in elk concert, waarop ook mascotte Eddie op het podium verschijnt: een reusachtige marionet in de vorm van een anatomisch correct geraamte plus doodshoofd, die een dansje uitvoert op de muziek, door het publiek net zo enthousiast verwelkomd als de zes leden van de band zelf.

Voor Maiden-fans is het ook niet meer dan vanzelfsprekend dat het vliegtuig waarmee de band op tournee de wereld bereist Ed Force One heet. Met als interessante bijkomstigheid dat de stuurknuppel sinds een aantal jaren wordt gehanteerd door niemand minder dan frontman én professioneel piloot Bruce Dickinson zelf. Aanvankelijk was dit nog een gewone Boeing 737, maar voor de huidige wereldtournee is opgeschaald naar een echte 747.

Afgelopen najaar verscheen het zestiende studio-album van Iron Maiden. Pas nadat de opnames voor The Book of Souls waren afgerond, vertelde Bruce Dickinson de overige leden van de band dat bij hem een tumor achterop de tong was aangetroffen. Maar na zeven weken chemo- en radiotherapie is hij in mei 2015 weer kankervrij verklaard.

Dat jongste album valt niet tegen. En dat is opmerkelijk, want echt jong is Iron Maiden allang niet meer. Zo oud als de eerste generatie rockers, allemaal intussen in de zeventig, zijn ze natuurlijk nog niet, maar achterin de vijftig intussen al wel. (Dickinson is van 1958.) En ook Iron Maiden ontkomt niet aan de natuurwet die wil dat songwriting-creativiteit in rockmuziek na ongeveer het veertigste levensjaar nooit meer wordt wat het in de begintijd ooit was. De beste albums van de band dateren dan ook uit de jaren tachtig. Toen werd ook de grondslag gelegd voor een eigen en herkenbare muziekstijl die tot op de dag van vandaag zijn overtuigingskracht behoudt.

Die stijl heeft drie hoofdbestanddelen. De imposante stem van Bruce Dickinson. De melodieuze inhoud en de permanente vernieuwing en variatie van de composities (van vooral oprichter en basgitarist Steve Harris). En de instrumentale kracht van de band: een massieve ‘wall of sound’ die wordt gedragen door niet minder dan vier gitaristen, maar die tegelijk ook steeds wordt afgewisseld met vaak lange solo’s van groot raffinement.

Moeilijk in woorden te vangen, maar des te beter om naar te luisteren. Waarbij bijna alle Iron Maiden-fans het er over eens zullen zijn dat één nummer, ook binnen dat verder zo imposante oeuvre, boven alle andere uitsteekt. Met halverwege een gitaargedeelte, van minuut 2.28 tot 3.42, dat iedere discussie over de kwaliteit van Iron Maiden voor altijd en eeuwig beslecht.

Delen