Niet de meer-zorg-fuik in

interview / David Baden, SEH-arts en voorzitter van de beroepsvereniging

Een voorbeeldig student was David Baden lange tijd niet, maar dat hij een laatbloeier was, heeft hem uiteindelijk veel gebracht. Hij werd SEH-arts en voorzitter van de beroepsvereniging én hij neemt geen blad voor de mond. “Niet alles kan een 10 zijn. Soms is een 7 ook goed.”

Voor een felicitatie vindt David Baden (41) het nog te vroeg. Het CGS mag de spoedeisende geneeskunde dan als medisch specialisme hebben erkend, de minister moet die erkenning nog wel bekrachtigen. “Ik ben nog wat voorzichtig”, laat de voorzitter van de beroepsvereniging van SEH-artsen (NVSHA) zich ontvallen terwijl we van de SEH in het Diakonessenhuis in Utrecht naar de brasserie lopen voor ‘lekkere koffie’. “Er is nog altijd een diepgewortelde angst dat de zorg duurder wordt door deze erkenning en dat we niet de samenwerker blijven die we nu zijn.”

Financiële vrees

De tegenargumenten veegt Baden van tafel zodra we terug op de SEH een lege ruimte hebben gevonden. “SEH-artsen zijn generalisten, we functioneren niet bij het uitsluiten van anderen, maar juist bij samenwerking, dát is onze kracht.” En over die financiële vrees: “We zijn in loondienst en zitten al in dezelfde salarisschalen als medisch specialisten, dus we gaan niet meer verdienen. We hebben geen behoefte aan eigen DBC’s, maar als we die behoefte wel zouden hebben, kunnen we ook nu als profielarts, een eigen typeringslijst aanvragen bij de NZa. En nee, er komt ook geen extra behandellaag bij door deze erkenning. We zijn er al, we leveren deze zorg al en uit onderzoeken blijkt dat dat de doorlooptijden op de SEH verkort.”

‘SEH-artsen zijn generalisten, we functioneren niet bij het uitsluiten van anderen’

Baden ziet alleen maar voordelen: “Titelbescherming, een eigen register. In de eerste plaats is het fijn dat we gewaardeerd worden en dat hiermee de ongedifferentieerde patiënt een plek krijgt. Verder worden we juridisch gelijkgetrokken met andere specialismen, geeft het ons een gelijkwaardiger positie in het machtsspel in de zorg en krijgen we toegang tot subsidiestromen voor onderzoek en richtlijnontwikkeling.”

Voor de voorzitter van de NVSHA is het zonneklaar, maar hij weet ook dat de politiek weerbarstig kan zijn. “Ik heb over veel dingen een mening” – dat zal later deze ochtend blijken – “maar soms moet je accepteren dat er een politieke realiteit is en daarin meegaan. Zorgprofessionals die gaan besturen, raken weleens gefrustreerd omdat ze denken: ‘Dat gaan we regelen’. Maar dan blijkt het toch onmogelijk. Ik leg me daarbij neer: als iets niet kan, dan kijken we wat er binnen de grenzen van de mogelijkheden wél kan.”

Zwart-wit

Die houding heeft Baden te danken aan zijn jaren op de rechtenfaculteit. “In de geneeskunde is alles grijs, het recht is heel zwart-wit.” Als hij wordt uitgeloot voor geneeskunde wijkt Baden uit naar rechten. Na meerdere pogingen wordt hij na drie jaar alsnog ingeloot voor geneeskunde. Hij heeft dan net zijn propedeuse rechten op zak. Over zijn propedeuse geneeskunde doet hij ook drie jaar. “Dat kon toen nog.”

Met een lach: “De David die ik nu ben, die zeven dagen per week alles leuk vindt om te doen en zijn hele agenda met kleurtjes heeft volgepland, is iemand anders dan David de student. Toen had ik helemaal geen agenda. Ik was zeer actief in alles wat met studentenleven en -verenigingen te maken had, maar iets minder met de studie. Al ging na het derde jaar geneeskunde wel de knop om, daarna heb ik alles nominaal gedaan.”

Laatbloeier

Gevolg is wel dat het niet lukt om in opleiding te komen als chirurg, zijn beoogde doel. Zes keer solliciteert hij, zes keer krijgt hij te horen: ‘Je bent niet gepromoveerd en je bent al wat ouder’. Dat laatbloeiers vaak niet aan de bak komen, vindt Baden ‘doodzonde’. “Dokter zijn is voor een groot deel empathie hebben. En je kunt beter empathie opbrengen als je een beetje meer weet van de wereld en niet alleen bezig bent met presteren. Het is leerzaam om een tijdje in de horeca te werken, om eens met een vijftiger te praten die toevallig aan je bar zit, over dingen die je in de geneeskundebubbel niet tegenkomt. Ik maak nu coassistenten mee die er al een promotie uit weten te stampen, die een bestuursjaar hebben gedaan, die op hun 24e klaar zijn en meteen een baan hebben, dan denk ik: hoe kríjg je het voor elkaar?”

‘Als iets niet kan, kijken we wat binnen de grenzen van mogelijkheden wél kan’

Baden heeft er bewondering voor, maar ziet ook gevaren. “De lat wordt alleen maar hoger en hoger gelegd, ook voor anderen. En je moet ergens inleveren. Je kan niet alles perfect doen, niet alles kan een 10 zijn. Soms is een 7 ook goed. De zorgbehoefte van de maatschappij is oneindig, er zal altijd meer behoefte zijn dan wij zorg kunnen leveren.”

Hij haalt het boek Zorg aan, waarin auteur Lynn Berger schrijft dat zorgverleners zich tegenover patiënten voelen als ouders tegenover een pasgeboren baby. “Ondanks de hele dag hard rennen, heb je toch altijd het gevoel dat je tekort bent geschoten: eigenlijk had ik vandaag ook nog dit of dat moeten doen. Maar dat kán niet. Op een ontploffende SEH leveren we nog steeds goede zorg, maar een 10 halen is een illusie.”

Met deze laatbloeier komt het uiteindelijk meer dan goed. Als hij als anios op de SEH gaat werken, wordt Baden gegrepen door dat vakgebied. In Hoorn willen ze hem wel in opleiding nemen, ook al is hij wat ‘uitgerijpter, mondiger en minder kneedbaar’. Binnen de kortste keren bekleedt Baden ook allerlei rollen binnen de beroepsvereniging van SEH-artsen.

Schering en inslag

Tijdens zijn kennismaking met de SEH, nog geen tien jaar geleden, komen stops nog niet voor. “De eerste keer dat we hoorden dat een collega een stop had afgekondigd, nou, dat was wat, dat kon eigenlijk niet. Nu is het schering en inslag. Het gaat al niet eens meer over stops voorkomen, maar over stops verminderen. We zijn de strijd al aan het verliezen.”

Of de voorzitter van de NVSHA zich daarbij heeft neergelegd? “Het is een politieke keuze om stops te accepteren. Het is niet nodig. Op basis van historische cijfers weten we ongeveer hoeveel patiënten er op een dag opgenomen zullen worden. Als dat er 25 zijn, maar je reserveert 30 bedden, dan heb je een groot deel van de stops al voorkomen. Als we dan aan de voorkant níet sturen op het voorkomen van het missen van diagnoses, maar op het verbeteren van gezondheid: welke patiënten moeten we dan zien? Dan durf ik wel te stellen dat er, op calamiteiten na, geen stops meer zijn.”

Ligt de bal alleen in Den Haag of kunnen SEH’s, ziekenhuisorganisaties en zorgprofessionals zelf ook iets doen aan die overmatige druk? “Zeker. Vaak lopen er op de SEH alleen arts-assistenten; hun supervisoren zitten op de poli of thuis. Daar heb ik verder geen oordeel over, maar telefonisch superviseren, is erg ingewikkeld. Wat meer senioriteit en besliskracht op de vloer zal de doorlooptijden verkorten én we zullen minder gaan doen.

Minder doen

Wat je nu vaak ziet, is dat bij binnenkomst van een patiënt direct lab, foto en hartfilmpje worden gedaan, dat misschien zelfs al een scan wordt aangevraagd, zonder met de patiënt in overleg te gaan over diens gezondheidsdoel. Zo creëren we zorg in plaats van gezondheid. Als je kijkt naar protocollen en richtlijnen, dan interpreteren we die vaak aan de veilige kant; we hebben een lage risicoacceptatie. Als een richtlijn zegt: ‘Mogelijk moet je overwegen’, dan doen wij dat zéker. Beter zouden we soms wat meer in het midden kunnen gaan zitten. Wat ik merk, is: hoe meer ervaren specialisten zijn, hoe pragmatischer en hoe minder defensief ze handelen.”

Dat probeert Baden zelf ook, maar dat lukt niet altijd. “Ik wil voorkomen dat we mensen de meer-zorg-fuik in leiden, maar uit onzekerheid zeg ik soms ook: doe toch maar alles.” Waar die onzekerheid vandaan komt? “Ik denk dat we intrinsiek onzeker en klein worden gemaakt in de opleiding. Er is altijd meer mogelijk, er moet altijd een grotere DD worden gemaakt. Een patiënt waar nog geen diagnose op zit, is een patiënt die niet voldoende onderzocht is. We zoeken altijd de witte raaf. Er is altijd wel iemand bij de overdracht die zegt: “Is het niet deze zeer zeldzame aandoening die één op een miljoen keer voorkomt? Terwijl er nooit iemand zegt: “Waarom hebben we bij deze patiënt nu zeven scans en zes bloedonderzoeken gedaan?”

‘In de opleiding worden we intrinsiek onzeker en klein gemaakt’

Baden stelt dat we van ‘zorgbevordering naar gezondheidsbevordering’ moeten. Dat mist hij in het Integraal Zorgakkoord. “Het hele IZA gaat over meer, meer, meer. We moeten efficiënter werken, we moeten digitaliseren, zodat we meer mensen kunnen helpen. Maar waarom? We moeten niet meer zorg maar meer gezondheid creëren, en dat is écht iets anders. Investeer in inkomenszekerheid, sociale veiligheid, gezonde leefomgeving. Iemand die niet in armoede leeft, raakt minder snel verslaafd en daardoor is de kans dat die op een SEH belandt vele malen kleiner.”

Symptoombestrijding

In Badens ogen bestaat het beleid nu vaak uit symptoombestrijding. “Als we het werk niet aankunnen, is de reactie: er moet meer personeel bij. Nee, we moeten het probleem aanpakken. We hebben te maken met hoge burn-outpercentages en met hoge afvalpercentages van jonge medewerkers. Dat lijken we met z’n allen te accepteren. Laten we daar wat aan doen.”

Op de hoe-vraag gaat hij los: “Ten eerste moeten mensen beter worden voorgelicht, zodat ze met een reëel beeld op de werkvloer komen, waardoor ze het leuker vinden om te blijven. Daarnaast zou de ‘soft-kant’ in de contractering meer aandacht kunnen krijgen. Neem burn-out- of verlooppercentage of agressiemeldingen als uitkomstmaat op. Ik ken weinig beroepen waarin het normaal is dat je een klap krijgt. In de zorg is het: ‘Tja, je werkt op de spoed’.

Maar er zijn ook ziekenhuizen, óók middenin de stad, waar ze nauwelijks met agressie te maken hebben. Als je in een contract vastlegt dat een ziekenhuis max zoveel agressiemeldingen en max 10 procent burn-out onder het personeel mag hebben, dan dwingt dat de organisatie om daar actief beleid op te voeren. En dan kun je als organisatie ook wat eisen, het is immers een onderhandeling. Als de zorgverzekeraar een burn-outpercentage van niet meer dan 10 procent wil, dan betekent dat misschien wel dat er drie mensen extra nodig zijn op afdeling X of Y.”

Van één afdeling weet Baden wel zeker dat er professionals bij moeten: “Ondanks onze bewezen toegevoegde waarde en het belang van besliskracht op de vloer, kan er nu niet eens op elke SEH één SEH-arts aanwezig zijn.” Toch oordeelt het Capaciteitsorgaan dat er niet meer artsen moeten worden toegelaten tot de SEH-opleiding. “De redenatie is dat er minder SEH-artsen nodig zijn als er minder SEH’s zijn. Maar minder SEH’s betekent niet minder patiënten. We hebben pas minder SEH-artsen nodig als we de instroom weten te beperken, als we ervoor zorgen dat er minder mensen gebruikmaken van de spoed. Dát moet topprioriteit zijn.”

Curriculum vitae

David Baden (1981),
geboren in Ede

1999 – 2002 Nederlands recht, Universiteit Utrecht
2002 – 2011 geneeskunde, VU Amsterdam
2011 – 2014 anios chirurgie, Flevoziekenhuis Almere en Slotervaart Amsterdam
2014 – 2015 anios SEH, Flevoziekenhuis Almere
2016 – 2022 hoofdonderzoeker BRASD-trial, Westfriesgasthuis/Flevoziekenhuis/Bravis
2015 – 2017 aios SEH-arts, Westfriesgasthuis, Hoorn
2015 – 2020 voorzitter richtlijn-commissie NVSHA
2016 – 2020 bestuurslid NVSHA, portefeuille kwaliteit
2018 – heden SEH-arts KNMG, Diakonessenhuis, Utrecht
2019 – heden medisch mentor opleiding verpleegkundig specialist SEH, Diakonessenhuis
2020 – heden voorzitter NVSHA
2020 – heden voorzitter expertgroep ‘Met spoed beschikbaar’
2020 – heden initiatiefnemer Nederlandse versie APEx-cursus
2021 – heden promotieonderzoek schouderluxaties, UMC Utrecht

Delen