Wat leer je waar?

Niet zo lang geleden was ik te gast bij een nascholingscommissie huisartsen. De discussie ging over de verschillen in ondersteuningsbehoefte onder artsen en over de vraag hoe daar zo goed mogelijk bij aan te sluiten.

Het patroon wat zich daar aftekende, bleef bij mij lang genoeg hangen om er in de auto op de terugweg nog eens op te kauwen.

Geschetst werd hoe huisartsen na hun opleiding vaak een duidelijke vraag hebben om zich te ontwikkelen in het toepassen van de verschillende SCEGS dimensies. Oudere huisartsen herkenden dat ook van die eerste fase in hun loopbaan. Als reden waarom zij die ondersteuning nu niet meer nodig hadden, werd steeds aangegeven dat levenservaring daarin van doorslaggevend belang is. Dat geloof ik. Ik denk het ook te herkennen bij artsen in mijn omgeving.

Het proces dat werd geschetst roept bij mij vragen op over hoe wij scholing nu organiseren. Zoals ik het begreep schoof de school voor geneeskunde langzaam door in de school van het leven.

Daar kan een toevalsfactor in zitten. Ieder mens ontwikkelt zich op zijn eigen manier. Bovendien is het in de waan van de dag niet altijd eenvoudig om achterover te leunen en te reflecteren op de interactie met de patiënt. Om maar eens wat te noemen.

Natuurlijk zijn er ondersteuningsvormen. Het gevoel dat mij bekroop is dat die soms ‘too little, too late’ zijn. De gedachten gaan dan eerder naar een wekelijks of maandelijks moment dat zich leent voor die verdieping en die zelfreflectie . Zoals het bijhouden van vakliteratuur ook een vast onderdeel van het leven is. Stilstaan gaat niet vanzelf. Daar moet je wat voor doen.

Delen