Overcapaciteit

Afgelopen weekend in het NOS Journaal: werkloosheid onder medisch specialisten. Steeds meer ‘jonge klaren’ kunnen geen baan vinden – nu al gemiddeld 5 procent. En 42 procent vindt slechts een tijdelijk contract, met voor alleen een kleine minderheid uitzicht op een vaste baan.

Ook het Capaciteitsorgaan is hierover ongerust en komt in juni met een vervroegd advies met als strekking dat voor sommige specialismen het aantal opleidingsplaatsen omlaag moet. Dit vindt ook de Jonge Orde. Maar wat zouden de kijkers thuis van dat Journaal-item hebben gevonden?

Een jaar of tien, of misschien wel vijftien, geleden was er een Nederlandse tv-reclamespot waarvan het aangeprezen product, en de uiteindelijke strekking van het filmpje, mij niet meer te binnen wil schieten, maar waaruit één element mij nog helder voor de geest staat. Wat we zagen, was een wachtkamer vol heel erg somber kijkende mannen in witte jassen, die zich duidelijk al heel erg lang zaten te vervelen en te verbijten, wachtend op klanten die maar niet wilden komen. Medisch specialisten dus, in een soort fictieve toekomst van overaanbod, in dit spotje gebracht als een soort van utopie – voor gewone burgers en patiënten dan. Zo van: eindelijk de rollen eens omgedraaid…

Dit was nog in de tijd van lange wachtlijsten. Maar ook nu nog zullen denk ik niet veel burgers echt wakker liggen van overtolligheidsleed bij specialisten. Ook dat voorstel om minder nieuwe specialisten op te leiden, zal niet iedereen meteen toejuichen. Want wat krijg je, normaal gesproken, en bij gelijkblijvende vraag, als het aanbod van iets toeneemt? Inderdaad: dalende prijzen.

Nog vorig najaar verscheen een artikel van drie hoogleraren economie die vaststelden dat medisch specialisten in Nederland gemiddeld 5,5 keer het gemiddelde inkomen verdienen, tegen gemiddeld 4 keer zo veel in andere rijke landen. De verklaring hiervoor zochten zij in de numerus fixus. Kunstmatig gecreëerde schaarste dus, en een “logische oplossing zou zijn om de numerus fixus aan te passen zodat er meer geneeskundestudenten komen en daarmee meer concurrentie op de arbeidsmarkt voor medici.”

Nou zagen die drie hoogleraren zelf ook wel dat je van zo’n maatregel geen wonderen moet verwachten, vanwege veel praktische haken en ogen. Maar frappant is het natuurlijk wel: die diametraal tegenovergestelde kijk op de kwestie ‘méér of juist mínder opleidingsplaatsen’.

Maar economen zijn nu eenmaal geen artsen, net als bijna alle overige burgers, en kijken naar dit soort dingen vanuit een eigen perspectief. En hebben hiervoor ook hun eigen kader van concepten. Neem nou zo’n acroniem als ‘NAIRU’. Dit staat voor ‘non-accelerating inflation rate of unemployment’, met als achterliggend idee dat een béétje werkloosheid juist wenselijk is; op een niveau dat je van situatie tot situatie moet bekijken, maar dat minimaal zo hoog moet zijn dat het tempo van prijsstijging niet toeneemt. En van hier uit is met maar een korte stap naar de idee dat bij nog een éxtra beetje werkloosheid, die prijzen misschien zelfs kunnen dalen.

Delen